De killer van Kanaleneiland

‘Een béétje vent zou ‘em de nek omdraaien,’ schoot ‘t door m'n hoofd toen ik de hem had opgepakt. Nou is mijn relatie met de Columba livia domestica, oftewel de vieze vuile stinkstadsduif, niet altijd even goed geweest. Maar dit was een jonkie met kapotte vleugel en Bambi-ogen, voor mijn ogen te grazen genomen door zo’n verveelde PVV-kat die effe wou laten zien wie de baas is in Kanaleneiland. Dus of het nu kwam door mijn schuldgevoel of door een vlaag asbest in de herfstwind, ik kon het niet over mijn hart verkrijgen.

Gelukkig passeerde er een gemeentemedewerker. Zo’n veertiger met bodywarmer en levenslustige MBO-blik. Die zou raad weten! Hij schrok wat van mijn manische motoriek, maar na enig aandringen was hij bereid de dierenambulance te bellen. Helaas. Die had het te druk met elders reuzenpanda’s redden. 'Zal ik ‘em de nek omdraaien?' vroeg de gemeentemedewerker toen aan mij (alsof ik daar zelf niet toe in staat zou zijn!). Zijn blik was nog levenslustiger dan eerst. 'Nee, ik breng hem wel naar een veilige plek,’ improviseerde ik. De ambtenaar keek me aan met een ‘sure you will’ en vertrok.

Zijn scepsis was niet onterecht. Mijn veilige plek was een paar honderd meter verderop onder de brug, bij zo’n bosje dat zelfs door vieze mannen gemeden wordt. Ik liet Bambi los in het vochtige struweel. Maar veel beweging kwam er niet in. 'Een beetje vent zou 'em de nek omdraaien' galmde het weer door m'n kop.

Bambi opnieuw gevangen. Op de fiets, mee naar huis. Thuis in een doosje gedaan met wat brood en een ongewassen onderbroek, zodat ie rustig bij kon komen. Vogelopvang gegoogled en gebeld. 'Kom maar brengen!' klonk het enthousiast. ‘Maar het is een vieze vui... het is een stadsduif,’ merkte ik op. ‘Boeit niet. We maken geen onderscheid.’ Geen onderscheid!? Right! Fuck de reuzenpanda.

Een jonge Toots Thielemans opende de poort. ‘Ja, we doen ook aan duiven,’ zei hij en liet me een fraaie volière zien vol vieze vuile stinkstadsduiven, een kweekcentrum voor biologische oorlogsvoering. In de ziekenboeg overhandigde ik het doosje. Hij haalde Bambi eruit, onderzocht diens vleugels. Even verwachtte ik een ‘een beetje vent had 'em de nek omgedraaid’, gevolgd door een kille executie. Niets daarvan. 'Die redt ’t wel,' zei Toots. Hij pakte een soort comedonendrukker, stak die in een flesje en vervolgens diep in Bambi’s strot. ‘Om te ontwormen.’

Helemaal zeker weet je ’t natuurlijk nooit, of zo'n opvangcentrum geen dierproevenlab is, waar ze nagellakremover testen op de ogen van jonge Bambi’s. Of misschien heeft Toots 'em gewoon de nek omgedraaid toen ik de poort achter me had dichtgetrokken. Feit is dat mijn karma weer in balans is. Morgen mag ik weer een verse Columba livia domestica afschieten op m’n balkonnetje.

duif-450