Op Zuid

Vrijdag had ik een reünie, mijn eerste in 33 jaar. Natuurlijk niet van school, Nijenrode of de roeivereniging. Maar van stamkroeg De Kroonkurk op de hoek van de Doklaan in Zuid. Een café where everybody knew my name. Er kwam van alles. Van loodgieter tot huisjesmelker, van scholier tot Shell-bobo. Spil waren de vreselijk ad remme barman Jan en zijn vrouw Door die de lekkerste bruine ballen van Rotterdam bakte. Toen bleek dat mijn vader hun zoon ter wereld had helpen brengen, kreeg ik prompt de status van kroegmascotte. Ik hing er aan de toog alsof ik mijn thuis had gevonden.

De Kroonkurk dankte zijn naam aan de duizenden bierdoppen die tegen de wanden waren getimmerd en samen een indrukwekkende wandschildering vormden. Een uniek aangezicht, vooral omdat de kroonkurken zo bruingerookt waren dat niet duidelijk was wat het tafereel voorstelde. De haven? Het vagevuur? Attila in de Alpen? Een Rorschachtest, zeker met spiritualiën achter de kiezen. Daarbij drong zich de vraag op of de makers de doppen eerst één voor één beschilderd hadden en onder de sigarettenrook hadden geblazen, en daarna pas tegen de wand hadden getimmerd als een enorme nicotineuze Jumbo-puzzle, of dat zij zich er met een Jantje van Leiden vanaf hadden gemaakt en pas achteraf zijn gaan wandschilderen/kettingroken. Kortom, een omgeving die aanzette tot doordenken.

In ’81 werd de Kroonkurk platgewalst door de Vooruitgang. Barman Jan ging op de Beurs werken, vrouw Door bakte haar ballen voortaan alleen nog bruin voor Jan. En wij zijn allen uitgevlogen. Om kaler, dikker en grijzer te worden, zo bleek tijdens de reünie. Goddank had niemand carrière gemaakt en lachten & ouwehoerden we met eenzelfde overgave als we toen deden. Sterker nog: als je je ogen toekneep leek het alsof we die 33 jaar gewoon aan de bar waren blijven hangen. Een even huiveringwekkende als geruststellende gedachte.

Naam Foto
De Kroonkurk in 1951 met onbekende oerbarman.