En zijn geheim

Iedere keer als het treinverkeer lam ligt denk ik even aan Leo. Dat is nogal eens het geval, terwijl ik Leo maar eenmaal ontmoet heb. Op de slotavond van mijn stamkroeg in Rotterdam–Zuid. Leo was een twee meter lange gozer in een veel te nieuw spijkerpak achter zo’n meekleurende bril die je een ziekelijke oogopslag geeft. Hij hield zijn schouders opgetrokken en huiverde steeds, alsof hij zich chronisch onbehaaglijk voelde.

Hij vertelde me dat ie, net als ik, vegetariër was. Niet omdat hij zo van dieren hield, maar omdat ie het een smerig idee vond om dierenlijken te eten. Dat sprak me wel aan, deze lugubere variant! Dus toen de kroeg haar deuren sloot, ging ik op zijn uitnodiging in om bij hem nog een pintje te vatten.

Zijn huis was een vrijstaand kraakpand aan het spoor en bestond bijna geheel uit een werkplaats volgestouwd met elektronica, met in een hoekje een slaapzak en een koffiezetapparaat. Leo was specialist op het gebied van plus & min, zo vertrouwde hij me toe, en werd door de Spoorwegen regelmatig ingeschakeld bij complexe problemen. Daar verdiende hij zijn geld mee. Maar zijn passie lag elders.

Hij was namelijk anarchist. Het ontregelen van de maatschappij, dat was zijn ding. Afbreken die corrupte structuren! Ik keek er niet van op, want eind jaren zeventig beweerde zo’n beetje iedere snotneus dat. Alleen was Leo helemaal niet punk. Hij was een échte anarchist – zo een die erover nadacht! En belangrijker: hij had een boek liggen waarin uitgelegd werd hoe je een bom kon maken. Tegenwoordig weet zo’n beetje ieder huishouden-met-internetaansluiting dat wel, toentertijd moest je voor zo’n handboek heel wat tweedehandsboekenkrochten afstruinen en tussen de Mein Kampfs grabbelen. Het was de eerste keer dat ik even slikken moest.

Leo had een lading hasj liggen, want dat ontregelde natuurlijk ook. Hij stopte zijn waterpijp vol en ik lurkte stoer mee, al kon ik eigenlijk niet goed tegen een ontregeld brein. En door dat bommenboek zat ik er niet echt ontspannen meer bij. Leo evenmin. Hij zei dat ie ergens enorm mee zat, zonder te willen vertellen waarmee. Steeds als ik er naar vroeg, trok hij zijn schouders op en huiverde hij. Waardoor ik het nog meer op mijn heupen kreeg. Zou ie wat crimineels op zijn lever hebben? Iemand koud gemaakt hebben, met een elektrische stoel? Mensenvlees eten? De Spoorwegen willen opblazen? Hoe langer ik naar die zelfkleurende bril keek, hoe meer ik een psychopaat zag zitten. Ik probeerde in te schatten of de deur elektronisch vergrendeld was en de ramen onder stroom stonden.

Pas toen er een liter klamzweet over mijn ruggenwervels gegutst was, kwam het hoge woord eruit. Hij was homo, en dan zo een die uitsluitend op hetero’s valt. Ik weet niet meer of ik opgelucht was, of teleurgesteld. Want hoe vaak ontmoet je iemand die Het Systeem wil opblazen? Ik wees hem vriendelijk af, want zelf zo’n hetero die niet op homo’s valt. Maar sinds die nacht denk ik iedere keer als er ergens een trein strandt vanwege een ‘technisch defect’, dat Leo opnieuw afgewezen is. En hij het Systeem even wil laten voelen dat hij tot veel meer in staat is…

De anarchist
Een man met een geheim