De ballon

‘Het is mijn kíndje!’ jammerde ze, ‘het is mijn kíndje!’ Mijn oma zat voorovergebogen in onze skailederen fauteuil, de handen voor de ogen gevouwen. Het was voor het eerst dat ik haar zag huilen. Ze had er alle reden toe, want mijn moeder was opgenomen in een inrichting nadat ze een zelfmoordpoging had ondernomen. Oma’s kindje wilde niet meer leven.

Het was niet de eerste keer dat bij ons thuis een volwassene ‘brak’. Mijn moeder huilde van woede als ze ruzie had met mijn vader, mijn vader huilde van ontroering toen hij een brief voorlas van een studievriend die zijn steun betuigde. Ouderlijke tranen hebben impact op kinderen. Ze staan niet alleen voor verdriet, ook voor onmacht. Ze forceren het kind eigen gevoelens te onderdrukken. Met iedere snik dringt de volwassenheid zich verder op.

Meer nog dan mijn oma’s tranen maakten haar woorden indruk op mij. Ze repte over ‘kindje’. Voor het eerst besefte ik dat mijn moeder iemands dochter was. Dat ze gebaard was, een baby-peuter-kleuter-puber geweest moest zijn, mogelijk zelfs schattig was bevonden. Ik kende haar als een bitch die schold en sloeg, nu bleek ze ook een weerloos wezen. Dat beeld was nog angstaanjagender dan dat van de bitch.

Overigens moest ook mijn oma het ontgelden als mijn moeder een rotbui had. Niet met klappen of gevloek, maar door kattig tegen haar te doen. Respectloos vond ik dat. Maar vooral onbegrijpelijk, want oma was de liefste grootmoeder ter wereld. Zachtaardig, goedlachs, begripvol. Bovendien had ze de hele bieb gelezen en was ze fan van Koot & Bie! Niemand kon zo goed verhalen vertellen als zij. Oma was heilig.

Natuurlijk was zij dat niet. Toen ik mijn moeders dagboeken doorwerkte voor biografie Coef, leerde ik een andere oma kennen. Een die niet bestand was tegen het tropische leven in de Oost. Die de hele dag op bed lag te jammeren en de opvoeding aan baboe overliet. Die, toen haar man gesneuveld was, in het Jappenkamp veel te veel op haar 12-jarige dochter steunde, waardoor Coefje veel te snel een Coef moest worden. Die, eenmaal gerepatrieerd, het aanlegde met de lover van haar inmiddels 18-jarige dochter. Een oma die nooit echt moeder was geweest voor mijn moeder. Althans, als we mijn moeder mogen geloven.

En dat mogen we. Want hoe verknipt ook, mijn moeder had een neus voor character flaws. Ze wist feilloos door de zwakke plekken van oma’s salonfähige persoonlijkheid te prikken. Maar wat dan nog. Het is niet zo dat oma haar kinderen mishandelde. Of uitkafferde. Daarbij, als je maar vaak en vinnig genoeg om je heen prikt, blijkt ieder mens een ballonnetje met gebakken lucht. De truc is om de ballon met zwier in de lucht te houden. En oma zat vol zwier.

Dus ook na de ontnuchterende dagboeken blijft ze een beetje heilig voor me. Ik eer haar met deze 92 jaar oude foto, genomen in het ouderlijk huis te Dordt. Ze poseert naast het portret van haar echtgenoot die een jaar eerder naar Indië is afgereisd en met wie ze zojuist met de handschoen is getrouwd. Ze glundert verwachtingsvol, onwetend van de rampspoed die haar wacht. Als moeder was ze misschien niet solide, maar ik had me geen fijnere oma kunnen wensen. Dus als het laatste restje inspiratie van mijn ballonnetje is vervlogen, dan hoop ik dat zij het is die mij opwacht aan Gene Zijde – mocht mijn moeder het weer eens laten afweten.