De coronatest van het kartel

Natuurlijk ben ik weer de enige die op de fiets gekomen is. Verder zit iedereen veilig in zijn koekblik af te wachten tot ie aan de beurt is. Vier straten tel ik totaal. Die zijn alle vier hard nodig, want volgens een regelaar dienen er zich zo’n 800 zielen per dag aan. Populaire stek.

De gezelligheidsprijs zal de loods echter niet krijgen. Hij staat op een god verlaten fabrieksterrein nabij een god verlaten rangeertraject. Zo’n plek waar criminelen worden geript, gestolen auto’s worden omgekat en tegenstanders van het kartel met een tandartsboor worden doodgemarteld.

Het wemelt er van de zorgpro’s met mondkapjes en plastic schermen. Ze geven instructies aan automobilisten die droog kuchen. De situatie heeft veel weg van de set van een rampenfilm rond een epidemie, zij het met een cameraman die geveld is door het virus.

Aansteller! hoor ik mezelf zeggen terwijl ik opschuif in de rij. Mijn klachten zijn immers verwaarloosbaar. Ik heb geen verhoging. Geen droge kuch. Geen pijn op de borst. Die snotneus en vermoeidheid komen natuurlijk door overijverig trainen in de sportschool. Maar Hannik moet weer iets bijzonders mankeren. De krant halen. ‘Het was puur op wilskracht dat Rein het dodelijke virus wist te overwinnen!’

Als ik aan de beurt ben word er naar mijn burgerservicenummer gevraagd. Het zweet breekt me uit. Moet ik dat uit mijn hoofd weten!? piep ik gesmoord door mijn mondkapje. Welnee. Staat op je ID. Ik slaak een zucht van verlichting die mijn bril doet beslaan. Als de formaliteiten afgehandeld zijn moet ik plaatsnemen op een keukenstoeltje. ‘De elektrische stoel!’ grap ik zenuwachtig. Niemand lacht.

Een verpleegkundige met wattenstaafje nadert me behoedzaam. Hij zegt slijm af te willen nemen in mijn keel en sinus. Wat ie niet weet is dat mijn reflexen anders zijn dan die van gewone stervelingen. Invasieve handelingen doen mij op tilt slaan (een kwestie van een ongewone jeugd). Zo moest er ooit een oogoperatie onder plaatselijk verdoving afgeblazen worden omdat ik me verweerde tegen de chirurg. Aard van het beestje. Ik ben dus meer gespannen voor de coronatest dan voor de uitslag.

Als het staafje achterin mijn keel gestoken wordt moet ik alle zeilen bijzetten om de broeder geen klap te verkopen. Kokhalzend knijp ik in mijn vuisten. Dan begint ie te wroeten in mijn sinus, alsof er een biopt van mijn frontaalkwab afneemt. Net op tijd weet ik in mijn Zero-modus te geraken. Er vallen geen slachtoffers.

Nu zit ik weer op de fiets. Rillend, alsof ik gemolesteerd ben. Is dat wat ze bedoelen met lichamelijke integriteit? Aansteller! hoor ik mezelf hardop zeggen. Kan wezen. Maar bij een volgende epidemie word ik liever getest door een tandarts van het kartel. Heb ik tenminste recht op drama.

PS: De uitslag was negatief. Goed nieuws dus. Een kwestie van wilskracht mag ik aannemen, maar daar hoor je de krant niet over.