Er waait een zwoele nazomerbries in mijn gezicht. Ik kan er niet van genieten. Als ik het vizier van mijn helm sluit ruik ik de alcohol in mijn asem. Zeven eenheden heb ik op. Zeven glazen witte wijn. Ze zeggen dat je één eenheid per uur verwerkt. Ik had dus veel langer in die Amsterdamse kroeg moeten blijven hangen. Ontnuchterend op een spaatje, luisterend hoe mijn grote mond steeds kleiner wordt. Daar had ik geen zin in. Live life to the max hè.
Voor de zoveelste keer kijk ik in mijn achteruitkijkspiegel, spiedend naar koplampen die mogelijk van de marechaussee zijn. Alsof je die kunt herkennen. Goddank is het rustig op de A2, want zaterdagnacht. Toch ben ik allerminst zeker van mijn rijstijl. Misschien komt die onvaste hand komt door de millenniumwisseling eind dit jaar. Ze zeggen dat er dan rampspoed volgt. Uit de lucht vallende vliegtuigen en zo. Past wel bij mijn gemoed.
Vroeger, toen ik nog een idioot van 20 was, reed ik ieder weekend met een dronken kop op mijn motor door de Maastunnel. Vol gas inhalen over de doorgetrokken streep. Buiten de tunnel had ik uitgekiende sluiproutes. Nooit aangehouden, nooit hoeven te blazen. Desnoods zou ik keihard liegen tegen de politie: ‘Geen druppel, agent!’ Zelfvertrouwen faken, daar draait het om. Geen wonder dat ik het zo goed doe met een slok op. Nou ja, deed.
Moet je me nu zien zitten. Knieën tegen de benzinetank geklemd, schouderbladen verkrampt van het ingespannen sturen, gedachten spinnend als een tornado. Niets over van mijn mojo. Ik prevel een schietgebedje, als de dood dat ik de macht over het stuur verlies en plat gereden word. Of een ongeluk veroorzaak. ‘Bus vol blinde weeskinderen brandt uit!’ Reken maar dat de A2 op zaterdagnacht barst van de bussen vol blinde wezen.
In mijn spiegeltje zie ik koplampen naderen met een hoog marechausseegehalte. Mijn ademhaling versnelt. Ik oefen alvast op de ‘geen druppel!’. Loos alarm. De lampen horen bij een Fiat Panda met twee bejaarde dames. Ze halen me in, kijken me glimlachend aan, alsof ik hen doe denken aan een lover uit andere tijden. Ik probeer de dames een stoere blik toe te werpen, maar die blijft steken in een benauwde frons.
Voor de zoveelste keer kijk ik op de snelheidsmeter. 102 per uur of zo. Veel harder dan honderd vergroot de kans dat je op de bon geslingerd wordt. Veel langzamer dan 100 wekt de indruk dat je huiverig bent aangehouden te worden. Precies 100 is het meest verdacht. Niemand rijdt precies honderd – dan heb je je tank volgestouwd met zakjes coke.
Nog 10 kilometer tot thuis. Ik zou de motor in de berm kunnen zetten. Om daar water te drinken. Heb niet voor niets een liter meegenomen, ter ontnuchtering. Alcohol uit je bloed piesen op de vluchtstrook, mag dat? Als je stilstaat kunnen ze je niet bekeuren voor rijden onder invloed. Ik kan ook de marechaussee opbellen bij een pompstation. Mezelf aangeven. Schuld bekennen. Hart luchten. Misschien brengen ze me dan wel thuis.
Helemaal geradbraakt kom ik bij mijn huisje aan. Ik zet de motor op slot, doe de buitendeur open, duik het toilet in. Ik ga op de knieën zitten, knal de bril omhoog, open het vizier. Dan komt alles eruit: de drank, de spanning, het machismo. Ik veeg de mond af. Dank de Heer dat hij me heelhuids thuis heeft laten komen. Doe Hem een plechtige belofte. Sta op. Zet mijn pc aan. En check of er al een bus vol blinde wezen is uitgebrand. Millenniumwisseling hè.
De illustratie is gemaakt door striptekenaar Peter Koch