De gouden berg

‘Kan het iedereen aanraden!’ mailde een vriendin me. Ik heb met haar een eeuw geleden in groepstherapie gezeten. Daar verwachtte ik toen veel van. Therapie, dat zou als een reset-knop werken, de weg naar geluk zijn. Vergeet het maar. Ik ben er hoogstens wat stabieler van geworden, niet happy go lucky. Dat komt doordat wijsneuzen die altijd overal vragen bij stellen en veel te hoge eisen stellen aan geluk, niet geschikt zijn voor verbale therapie. Die hebben een paardenmiddel nodig om niet cynisch te worden. Iets wat aankomt als een trein.

Nou wil het toeval dat die vriendin me geen haptotherapie aanraadde, maar een bijna-dood ervaring. Die had ze namelijk zelf gehad. Ik gelijk jaloers, want voor mij is de dood altijd een gouden berg geweest, een spiritueel thuiskomen, weer één worden met het al. Terecht, of valse romantiek van iemand die zo gezond is dat ie zich onsterfelijk waant?

Mijn berg wordt gestut door de Britse onderzoeker Peter Fenwick (1935), neuroloog én psychiater. Een wetenschapper met verstand en gevoel zogezegd. En belangrijker: met een open mind. Die kreeg deze scepticus als vanzelf door een leven lang duizenden bijna-doodervaringen en getuigenissen van stervenden op te tekenen. Relevant, zeker nu de dood zich weer comfortabel in de maatschappij heeft genesteld.

Fenwicks mensen vertelden van een spirituele ervaring met uittreding, tunnel-met-licht en begeleiding door overleden naasten. De gebruikelijke ingrediënten dus. Allen ervoeren de verkenning als overtuigend en gelukzalig, terwijl ze toch ook doordrongen raakten van het verlies van individualiteit, wat opgaan in het universum met zich mee schijnt te brengen. ‘Life changing’ noemden ze de sneak preview. Een paardenmiddel indeed.

Met een twinkeling in de hoogbejaarde ogen weet Fenwick de dood te presenteren als een übertroost waar we onbewust naar hunkeren. Natuurlijk zullen cynici de relazen afwimpelen als hallucinatie of religieuze folklore. Voor hen is het bestaan terug te brengen tot wat knetterende neuronen, het verscheiden synoniem aan ‘het licht uitdoen’. En andere dooddoeners. Toegegeven: bij een bijna-doodervaring is nooit sprake van hersendood. Maar je schouders ophalen bij Fenwicks levenswerk, getuigt dat niet ook van een huiver voor het onvoorstelbare?

Er is een catch. Volgens Fenwick hebben stervenden die moeizaam afstand nemen van hun ego een zware tijd tijdens het heengaan. Dat geldt vast ook voor wijsneuzen die altijd overal vragen bij stellen en veel te hoge eisen stellen aan geluk. Die blijven een eeuwigheid in de tunnel rondspoken, amechtig gravend naar een goudader, als ware het een bijna-leefervaring.

Daarom zou Fenwick graag zien dat terminaal zieken voorlichting krijgen als het zover is. ‘How to die well.’ Klinkt zinnig, mij schuurt het teveel aan therapie. Daarbij, ik wil niet sterven, maar bijna-doodgaan – liefst happy go lucky – om het leven te herwaarderen. Ik ben uit op een wedergeboorte met een defibrilleerapparaat. Maakt mij dat tot een ernstig gemankeerde levensgenieter? Het zij zo. Alles liever dan cynisch worden – c’est mourir un peu.

Interview met Fenwick op YouTube(3 miljoen views)