De hartstreek

Er hing niets aan de wanden van zijn werkkamer in het monumentale grachtenpand. Dat vond ik opmerkelijk, voor de directeur van een reclamebureau. Maar ook herkenbaar, omdat ik zelf evenmin afgeleid wil worden van het creatieve proces. Schilderijtjes, da’s voor burgers als mijn vader. Daarbij, de directeur boeide mij al genoeg. Hij leek op een psychopathische variant van Derrick, met ijskoude blik boven een two tone overhemd, vulpen in de aanslag.

Ik was aangenomen als copywriter vanwege mijn open sollicitatie. Die had ik geschreven in de vorm van een reclame. Een uithangbord voor mijn scherpe pen. De directeur zelf bleek meester in het analyseren van de wensen van de klant. Ik laafde me aan zijn briljante brein. Een vader-zoon relatie is wat veel gezegd, maar als we samen aan zijn mahoniehouten tafel tekst fijn slepen, hadden we een klik. De synergie van verwante geesten! Een verwantschap die ik thuis had gemist – mijn pa was meer van de gezelligheid dan van de creativiteit.

De directeur had een zoon die in hetzelfde pand werkte. Niet in hetzelfde bedrijf. Deze gozer, met babyface en ijskoude blik, had op de eerste een internetbedrijf opgezet. Rond de millenniumwisseling was dat nog een hachelijke onderneming. Erop of eronder! De vader had er als aandeelhouder flink in geïnvesteerd. Misschien ergerde hij zich daarom aan de nonchalance van zijn zoon. Verwend joch! zag je hem denken, precies zoals mijn vader naar mij keek als ik weer eens een studie verknald had.

Was mijn vader van het oude geld, deze directeur wilde dat graag lijken. Vandaar die vulpen. Toch was hij als reclamecowboy binnengelopen tijdens de greed-is-good days van de jaren ’80. In de wandelgangen vernam ik dat ie ooit een cursus Beschaafd Articuleren had gevolgd om zijn platte accent te verbloemen. Hij camoufleerde zijn roots! Die koude blik was overblijfsel van zijn dagen als vrije jongen. Het briljante brein huisde in een straatvechter.

In de twee jaar dat ik er heb gewerkt kreeg de relatie tussen de directeur en de dotcomzoon een hoog Bordewijkgehalte. De spanning was te snijden in de marmeren gangen. Tot de twee niet meer samen door de deur konden. Liever sleutelde de vader met mij aan een campagne, kauwend op zijn vulpen, als een roofdier dat zijn snijtanden slijpt aan een bot.

De explosie vond plaats op de gang, pal voor de gesloten deur van mijn kamertje. De zoon had een vermogen geïnvesteerd in verkeerde IT-apparatuur. Die deal was onomkeerbaar. De vader, als aandeelhouder maar vooral als pa, schold de jongeman de huid vol. Mi-nu-ten lang. De straatvechter manifesteerde zich! Daarna werd het stil. Ik durfde mijn deur nauwelijks te openen, huiverig op het lijk van de zoon te stuiten, de vulpen natrillend in de hartstreek.

De uitbarsting had alles te maken met het naderende faillissement van het reclamebureau. De dagen van de directeur waren geteld, terwijl het dotcombedrijfje liep als een speer. De zoon had de vader overschaduwd. De laatste dag zag ik senior in zijn kamer zitten, starend naar de lege wanden die nu troosteloos leken – precies zoals de muren bij mij thuis.

Opeens miste ik mijn vader en zijn schilderijtjes. Zijn warme burgerlijkheid, zijn gezellige lulligheid. Misschien hadden wij ook wel een klik. Zo een die geen scherpe pen vereist. Slechts hart.