De jonge onderzoeker

Ooit was het een oase van rust binnen de hectiek van Rotterdam. Met uitkijktoren, barokke gebouwen, statige dierenverblijven, enorme vijvers en een fotograaf die je in een trapautootje vereeuwigde, maakte Diergaarde Blijdorp diepe indruk op een snotneus als ik. Vooral de reptielen vond ik fascinerende monsters. Dagdromen in het Hof van Eden der sixties.

In de loop der jaren is de klad gekomen in de tuin. Dat begon met de folder. Niet langer sprak men van een ‘dagje uit’, maar van een ‘ervaring’ en een ‘reis’. De bezoeker zou een avontuur wachten! En verdomd. Veel verouderde verblijven kregen een naturalistische make-over. Om het welzijn der dieren te vergroten, zeker, maar de poppenkast leek vooral opgetuigd om indruk te maken op de bezoeker. De paradijselijke tuin transformeerde in een drukke, trendy ZOO met slechts de Rivièrahal als echo van een verstild verleden.  

Het was in de zeroties dat ik door het gepimpte Blijdorp zwalkte, azend op een flard nostalgie. Een uitdaging, want ik was er met een leenkind, zoontje van een vriendin. Hij moest er meer uit, gamede te veel. Het jong bleek erg gesloten. Ik probeerde hem te enthousiasmeren door gruwelijke verhalen te vertellen over krokodillen en schildpadden. Ik zag het helemaal voor me! Hij niet. Hij haalde zijn schouders op, alsof hij mij als een groot kind beschouwde en hoopte, door mij te laten zwammen, snel naar huis te mogen om te gamen. Ik voelde me eenzaam die middag. Hij ongetwijfeld ook. Daarbij, ik had er met een eigen kind moeten lopen. Dat was vast een jonge onderzoeker geweest. Zoals ik, in de seventies.

Als groot kind kwam ik bijna dagelijks in Blijdorp. Na school, met een maat. We hadden een abonnement en kenden alle verblijven en voedertijden. Vooral die van de reptielen. We zwalkten van het ene terrarium naar het andere. Dan fantaseerde ik over monsters thuis; over krokodillen in de kelder, schildpadden op de vliering! Mijn maat was niet zo’n fantast. Hij haalde zijn schouders op en liet me zwammen. Dan voelde ik me eenzaam.

Dat kwam ook doordat ik steeds meer bezig was met meisjes. Ik had gemerkt dat je met verhalen over reptielen geen indruk maakt op school. Dus liet ik Blijdorp en mijn maat links liggen en ging ik brommer rijden, sigaretten roken, bier drinken. Druk doen. Na het lyceum joeg ik mijn druktemakerij nog eens aan met snelle grappen in de kroeg, zwalkend van de ene relatie naar de andere. Rusteloos als een kind, op een leeftijd dat ik vader had kunnen zijn.

Ook na de zeroties is er geen jonge onderzoeker gekomen. Misschien omdat ik meer op zoek was naar zielenrust dan naar liefde. Ik verlangde naar een vertrouwde plek. Naar de Rivièrahal. Maar alle leenkinderen waren volwassen. En om daar nu in mijn eentje te gaan zitten mijmeren, nippend aan een glaasje wijn, hopend op echo’s uit een verleden dat vooral tussen mijn oren bestond... Ik zag me al opgesloten worden in zo’n naturalistisch verblijf voor Verdachte Mannen, samen met de diergaardefotograaf en zijn trapautootje. Daarbij, de tuin was mijn tuin niet meer. Blijdorp had haar onschuld verloren. Zoals ik de mijne.

Nu volg ik op YouTube het wel en wee van een gedomesticeerde avonturier. Deze eeuwige vrijgezel heeft de liefde van zijn leven gevonden, compleet met leenkinderen. Hij verdient zijn brood met het filmen van zijn mini-dierentuin vol schildpadden en krokodillen. In fantasie schuif ik aan in zijn dagdroom, als leenoom. Tot de onrust toeslaat. Dan zet ik mijn second life op pauze, om rond te zwalken in het echte leven. Da’s allerminst een Hof van Eden, maar wel van nu en van mij, vol gedonder dat me inspireert voor schrijfsels. Want indruk maken, dat wil ik nog steeds. Als een groot kind.