Van e-Sight

‘A man with no enemies is a man with no character,’ stelde Paul Newman ooit. Als dat zo is ben ik een ontzettend slappe lul. Ga maar na: op Facebook word ik zelden ontvriend en in het echte leven sluit ik doorgaans vriendschappen voor het leven. Een watje. Slechts eenmaal heb ik een echte vijand gemaakt. Maar die gozer kan mijn bloed dan ook wel drinken.

Sam was een fan van mijn columns. Hij kende ze uit het Universiteitsblad, zo bleek tijdens het sollicitatiegesprek, had er vaak om moeten schateren. Ik voelde me gevleid. En al vond ik hem met zijn 27 lentes wat jong om een opstartend bedrijf te leiden, iemand die mij geweldig vond, daar durfde ik het diepe wel mee in. Bovendien was e-Sight een dochteronderneming van twee doorgewinterde zakenmannen die een oogje in het zeil zouden houden. Zat wel snor. Kortom, e-Sight was een tekstschrijver rijker.

Al snel voelde ik me helemaal thuis in het sfeerloze bedrijfspand aan de A2. Dat kwam vooral door Sams neus voor mensen. Hij selecteerde zijn personeel niet op praats maar op karakter. Mijn collega’s waren stuk voor stuk vakidioten met hart voor de zaak. ‘t Waren er alleen wat veel. Na een week waren we al met z’n zessen, met zeggen schrijven één klant, nota bene een maatje van de bovenbazen. e-Sight was eigenlijk vooral bezig met e-Sight. Het halve budget werd opgeslokt door een fotoreportage van het team en andere potsierlijke uithangbordjes. Leuk om zo met jezelf te spelen, op termijn toch wat verontrustend.

Gelukkig nam Sam mij regelmatig in vertrouwen. Deelde zijn plannen, sprak zijn zorgen uit. Als begin veertiger wist ik precies hoe het leven in elkaar stak, dus diende ik hem graag van advies. ‘t Zou wel loslopen met e-Sight, zo stelde ik, want fijne mensen. En mocht het tóch mis gaan, dan konden we altijd nog samen een nieuw bedrijf opzetten! Ik als wijze mentor, hij als onbevreesd broertje – a winning team!

Bonden met de baas, fouter kan niet. Wist ik natuurlijk ook wel. Alarmerender vond ik Sams criminele trekjes. Soms zat hij sites te hacken alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Nam vervolgens contact op met zijn prooien om hen op de lekken te wijzen en de diensten van e-Sight aan te bieden. Begrijpelijkerwijs moesten ze niets hebben van deze opgedrongen buurtpreventie en dreigden met de politie. Illegaal of niet, ik vond het vooral grensoverschrijdend. Sam lachte mijn zorgen weg.

Toen er na een maand nog steeds geen nieuwe klant geworven was, werd Sam op het matje geroepen. Met luide, sarcastische stemmen maakten de bovenbazen hem duidelijk hoe ze over zijn management dachten. Nare mannen, maar gelijk hadden ze. Na afloop nam Sam mij in vertrouwen. Om uit te huilen, zo verwachtte ik. Niets van dat al. Om de schuld buiten zichzelf te leggen. ‘t Waren de bovenbazen die tekort schoten! Oeps, dacht ik. Als de Anderen het allemaal gedaan hebben, schort er meestal iets aan die Ene.

Dagen werden weken, weken werden maanden. Geen klanten. Geen inkomsten. Geen…loon. De nerds begonnen te morren. Ik probeerde de gelederen te sussen. Sam, zo stelde ik, moest de ruimte krijgen! Was ons vertrouwen waard! Voordeel van de twijfel! Maar ook mijn twijfel werd groot toen Sam me niet meer in vertrouwen nam. Zich terugtrok. En zich ziek meldde. Met de mededeling dat wij voor de bovenbazen moesten sloven.

Geen loon. Geen Sam. Geen e-Sight… Plus geruchten dat Sam gedegradeerd was tot loonsloof van de bovenbazen. En dat wij WW-loos op straat zouden komen te staan! Na een slapeloze nacht vol soul searching hakte ik de knoop door. Ik organiseerde een ‘staking’. We meldden ons simultaan ziek. Muiterij!

Maanden van koude oorlog en nagelbijten volgden. Sommige collega’s konden hun huur niet meer betalen. De paranoia sloeg toe, of was onze mail echt gehackt? Ik kreeg bijkans een nervous breakdown toen ik ’s avond laat werd opgebeld door Sams moeder. Of ik besefte wat ik haar jongen aandeed! Hoe hij kapot ging aan onze staking! Wat voor onmens ik was! Ik prevelde iets over verantwoording nemen, maar ze ging maar door. Uiteindelijk gooide ik de hoorn erop. Maar ze had haar doel bereikt.

De rechtszaak duurde slechts een half uur. In twintig van de dertig minuten werd ik door Sams advocaat neergezet als een verrader. Een ophitser, een ondermijner, een Judas was ik, zo zou blijken uit e-mails die zij hadden bemachtigd. Sam wierp me smalende blikken toe. Ik zakte door de grond. Maar de rechter had geen boodschap aan de J’Accuse. Sam moest gewoon ons loon betalen. Verantwoording nemen.

Onze centen hebben we gekregen. Ons gelijk ook. En de felbegeerde WW. Maar mijn zakenbroeder was ik kwijt. Niks geen winning team meer. Nog steeds voel ik me wel eens een fout mannetje door de affaire. Niet vanwege de muiterij, maar omdat ik vriendschap zocht met een baas. De baas is de vijand. Per definitie. Zo simpel is dat. Niets mis met vijanden in je leven. Ze houden je gezond, zoals je beste vrienden dat doen. Dus waarom voelt dat ‘character’ dan zo klote?

Het team
Op de hei