In New York liep ooit een straatfotograaf rond die het leven op poëtische wijze vastlegde door het zichzelf moeilijk te maken. Saul Leiter focuste door beslagen of verregende ramen, vlak langs objecten of via reflecterende materialen. Slices of life! Bovendien gebruikte hij kleurenfilm in een tijd dat de art scene daar zijn neus voor ophaalde. Door te kiezen voor details in krachtig geel of knallend rood, liet hij het beton tot bloei komen en gaf hij de stad een hart. Leiter fotografeerde zoals ik graag waarneem – vanuit een roes. Dat heb ik weer geleerd van vriend E., die ik vrijdag naar het graf draag. E. leefde als in een Leiter.
We kwamen naast elkaar te zitten in atheneum 5. E. was van Indische komaf maar flink van postuur. Door zijn mosterdbril en onhandige motoriek leek hij een vreemde snuiter. Net zo raar als dat ik mijzelf vond. We raakten in gesprek over een plaatje van Clint Eastwood dat ik op mijn agenda had geplakt. E. bleek ook liefhebber van westerns. En van strips. En van rock. Feest der herkenning! Na de bel zetten we ons gesprek voort in de kroeg tegenover school, tot en met de laatste ronde. The beginning of a beautiful friendship, die 47 jaar zou duren.
E. kwam graag bij mij thuis op mijn zolderkamertje plaatjes draaien en bier drinken. Een eigen thuis had ie niet echt, zijn ouders waren te druk met scheiden. Als enig kind trof hij in mij een broeder. Wat mij trof aan E. was diens enthousiasme. Hij had een onstilbare honger naar literatuur, kunst en popcultuur, en kon daar hartstochtelijk over lullen. Indrukken die hij verwerkte in geniale gedichten. Toch was E. allerminst stoffig, want hij hield ook van vrouwen en drank en drugs. Die hang naar roes was aanstekelijk, al was het oppassen geblazen: hij flirtte met je vriendin waar je bij stond. ‘Typisch E.!’ verzuchtte je dan.
Een paar jaar geleden kreeg E. een terminale ziekte. Die zou zijn geestelijke rijkdom langzaam maar zeker opvreten, met een even onstilbare honger. De cultuur die E. een leven lang tot zich had genomen werd hem afgenomen. Hij liet zich niet kennen. Baas in eigen brein! Doorlezen! Tot alleen muziek nog troost kon bieden. Zijn charme heeft hij echter nooit verloren. Als hij een gesprek niet kon volgen, maakte hij een absurde opmerking. Gevat zijn was de manifestatie van zijn levenslust. Tot hij er een terminale ziekte bij kreeg. Blijkbaar had zijn ziel genoeg van de geestelijke kaalslag. Een coup de grâce is het helaas niet geworden. Tot op het laatst heeft hij zich verzet. De dood, die hoorde thuis in een gedicht.
We hebben geen afscheid kunnen nemen. Misschien maar goed ook, want ik herinner mij hem zoals hij was tijdens onze laatste ontmoeting: plaatjes draaiend en bier drinkend. Precies zoals wij dat 45 jaar eerder deden. Ik voelde evenmin verdriet bij zijn verscheiden. Zo werkt dat. Als iets mij diep raakt valt de emotionele kluisdeur dicht. Alleen door over E. te schrijven weet ik weer hoe close we ooit waren. Het was zo’n vriendschap waarbij je onbeschoft tegen elkaar kunt zijn zonder je zorgen te hoeven maken over brouille. Affectie zonder vernis.
De ironie wil dat degene met wie ik over zijn dood zou willen praten E. zelf is. Ik weet precies wat hij zou zeggen, terwijl er een sardonisch glimlachje om zijn lippen speelt: ‘Het houdt niet over, Hannik. Er klinkt overal liftmuziek, iedereen is aan de XTC en een vloek kost je een incarnatie. Wanneer kom je langs? Gaan we plaatjes draaien en bier drinken. Neem je vriendin mee.’ Ik weet niet of ik dat laatste zal doen, maar de afspraak staat. Ik kijk er naar uit om ons feest der herkenning voort te zetten. Ditmaal zonder laatste ronde.
De foto van de mist is mijn halfbakken Saul Leiter. De ramen wilden niet beslaan. Ik heb hem geschoten toen E.’s geest begon te vervagen. Het is mijn ode aan zijn poëtische kijk op het leven. En al heb ik roesmiddelen afgezworen, ik weet dat het mooiste inzicht besloten ligt in het meest diffuse plaatje. Zolang je dat maar voldoende kleur geeft voor het hart.