Mijn lagere school was een nette school. Een plek waar nette kinderen van nette ouders werden klaargestoomd voor het VWO. Niet voor niets stond bovenaan het rapport vermeld wat de leerling voor Gedrag, Vlijt en Netheid gescoord had. Met drie constante achten wist ik mijn totaalscore steevast op te krikken, want ik was een bijzonder nette jongeman.
Dat kon niet gezegd worden van de leerlingen aan de overkant. Hun school werd in de volksmond de Schoffieschool genoemd. De leerlingen daar waren vechtersbaasjes die opgroeiden voor galg en rad. Soms wachtten ze je in de pauze op, verstopt in de struiken, om ferme klappen uit te delen.
In mijn klas zat een jongen die eigenlijk op de Schoffieschool thuishoorde. Deze Cor zag er uit als een jeugdige klokkenluider. Kromgetrokken schouders, hoekige jukbeenderen, ingevallen ogen, flaporen en een bloempotkapsel. Hij droeg zelfs een lederen tuigje dat zijn gestel moest rechttrekken voor een ordentelijk profiel. Ik had medelijden met hem.
Maar Cor deed nooit gezellig mee met de rest van de klas. Bij zangles zat hij op de achterste rij door onze hemelse keeltjes heen te brommen. Als hij een beurt kreeg gaf hij geen antwoord, als de onderwijzer een grap maakte moest hij nooit lachen. Cor werd steeds vaker genegeerd, zelfs door mij.
Zo ook die middag toen hij een vinger opstak. Eerst met zijn rechterarm, daarna met de linker. De onderwijzer deed alsof zijn neus bloedde. Na een kwartier van opgeheven vingers begon het lokaal zich te vullen met een doordringende stank. De oorzaak werd al spoedig duidelijk: onder Cors bankje had zich een poel van diarree gevormd, die met gestage golven uit de pijpen van zijn korte broek op het linoleum gutste. Cor keek voor zich uit met onheilspellende grijns, alsof hij net een mitrailleur op ons had leeg geschoten. Zijn wraak was van korte duur. Na een moment van stilte werd hij bedolven onder een lachsalvo. Ik schaterde niet mee, maar had evenmin medelijden met hem.
De volgende dag verscheen Cor niet op school. De dag erna ook niet. In de wandelgangen werd gefluisterd dat hij verbannen was naar de Schoffieschool, om daar in de klas te poepen en door klasgenootjes in elkaar geslagen te worden. Maar in de struiken troffen we hem niet. We zouden niets meer van Cor vernemen.
Iets van een jaar later was het mijn beurt. Ik had schoolmelk gedronken die verkeerd viel. Dus ik stak benauwd mijn vinger op, maar de onderwijzer was verzonken in de leerstof. Cors meltdown indachtig wachtte ik niet af. Ik stormde de gang op, rende naar het toilet en smeet de bril naar beneden. Voordat ik mijn riem kon losmaken had de ramp zich voltrokken. Met de staart tussen de benen ben ik terug gelopen naar de klas. Toen ik het ongelukje opbiechtte weerklonk er een lachsalvo. Maar naar de Schoffieschool werd ik niet gestuurd.
Helemaal safe zat ik evenmin. Soms werd ik door klasgenootjes spottend aan mijn ongelukje herinnerd. Dan wist ik hen te overstemmen met verhalen van Cor. Hoe vies en raar die was! Meestal sorteerde de afleidingsmanoeuvre effect, want het is makkelijker een verbannen zonderling belachelijk te maken, dan een nette leerling die naast je in de schoolbanken zit.
Maar de 8 voor Netheid op mijn rapport zou voortaan een 6 worden. En mijn middelbare schooltijd nadien werd een ramp. Om over mijn werkende leven maar te zwijgen. En nu, iedere keer als de kerkklokken in mijn buurt geluid worden, haast ik me naar mijn veel te nette toilet dat zich dan vult met een doordringende stank, terwijl de figuurtjes in het linoleum onheilspellend naar me grijnzen.