P. herrijst in de Volkskrant

Nu de dood weer een zichtbare plek in onze maatschappij heeft veroverd, leek het me gepast wat verlichting te bieden met deze anekdote over een overleden vriend. De blog is een paar maanden op de plank blijven liggen omdat ik het te druk had met mijn boek.

Hij was zo’n vriend die de gewoonte had om aan te bellen als je net het bovenste knoopje van je vriendin had losgemaakt, of als je net op de toiletbril had plaatsgenomen voor een grote boodschap. Een onfeilbare timing voor het verkeerde moment had ie. Toch was P. een onmisbare vriend. Vanwege zijn vasthoudendheid. Als hij vermoedde dat ik thuis was en mijn snor weer eens drukte achter mijn toetsenbord, monomaan typend aan een meesterwerk, belde hij net zo lang aan tot ik opendeed. Om me uit te nodigen voor een wandeling langs het kanaal. P. kende zijn pappenheimer.

P. is nu meer dan tien jaar dood. Bij trouwe lezers gaat er wellicht een (aanhoudend) belletje rinkelen, omdat ik een blog of twee aan hem gewijd heb. P. was die vriend wiens donorhart werd afgestoten, een jaar na transplantatie. Dat ik hem nogmaals reanimeer komt omdat ie de krant heeft gehaald. Postuum. Zoals alleen hij dat kan.

We gaan terug naar 2002, jaren vóór de transplantatie. S., een wederzijdse vriend, gaat bij P. langs omdat deze jarig is. S. heeft een cadeau meegenomen, uit eigen kast geplukt, een boek waar ie zelf niet doorheen kan komen. Er wordt niet opengedaan. Ook niet als S., geheel in P.’s traditie, driemaal lang, doordringend en aanhoudend op de bel heeft gedrukt. Nou gebeurt dat wel vaker, dat P. de dag verslaapt vanwege zijn opgerekte hart. Dus S. schrijft een boodschap in het boek en keilt het cadeau door de brievenbus.

Fast forward naar de zeroties. Inmiddels is P. overleden. Hij heeft een dochter en een weduwe achtergelaten. Die weduwe stuit, bij het opruimen van zijn spullen, op dat boek van S. Omdat zij er ook niet doorheen kan komen, schenkt ze het aan de Kringloop. Waar het door een Volkskrantlezer op de kop wordt getikt. Die is zo gecharmeerd van S.’s boodschap dat hij het boek opstuurt naar de krant. ‘We komen nooit van hem af,’ zingt het even later rond in P.’s vriendenkring, met deze screemdump als bewijs.

Ik maak graag grapjes over P. Da’s mijn manier om iets anders te zeggen. Wie die omweg niet hoeft te maken is zijn dochter. Ik heb van haar moeder vernomen dat ze eens over haar vader zou willen praten. Met mij, omdat ik hem goed gekend heb. Dat vind ik een mooi idee. Niet alleen omdat ik het stilletjes verwacht heb. Maar ook omdat ze een bijzondere meid is. Eigengereid, koppig. Precies haar pa. Dus als er straks bij mij aangebeld wordt – lang, doordringend en aanhoudend, dan weet dat ik mijn meesterwerk even moet laten voor wat het is. Om de veters te strekken voor een wandeling down memory lane.

Als je meer over P. wilt lezen, ga dan naar deze blog.