‘Hallooo!’ zei ik vrolijk toen ik de deur van haar ziekenhuiskamer opende. Mijn tante keek onaangenaam verrast op van haar bed. ‘O als DIE op bezoek komt,’ sneerde ze, ‘dan weet ik hoe laat het is!’ Alsof ik een aasgier was die kwam checken of het vlees al vreetbaar was.
Maar ik was niet uit op haar erfenis. Ik liet mijn neus zien omdat mijn vader hier nadrukkelijk om gevraagd had. Zelf zat hij reeds aan haar zijde. Hij nam het niet voor me op. Ik klapte dicht en plofte neer op een stoel aan de andere zijde van het bed, bos rozen nog in de hand. Ze negeerden me verder en vervolgden hun conversatie over haar ziekte, beiden arts zijnde. Ze beklaagden zich over de ignorante collegae van het ziekenhuis.
Sinds ik in Utrecht was gaan wonen had mijn vader me diverse keren gevraagd of ik tante wilde opzoeken in haar flat te Zeist. Kleine moeite, toch? Ik heb me er nooit toe kunnen zetten. Ben allergisch voor sociale druk, en haar verschijning riep weerzin bij mij op.
Ze had een gedrongen postuur, gierende rokershoestlach en kleine bruine tanden. Tijdens haar Leidse studiejaren had ze zich een bekakt accent aangemeten, terwijl ze gewoon uit Charlois kwam. Tegen neefjes en nichtjes deed ze poeslief, maar ik voelde aan mijn water dat er een haaibaai onder dat vernis school. Daarbij, ze was nog familiezieker dan mijn vader. Ieder weekend zocht ze haar moeder op om het zilverwerk te poetsen. Urenlang, op het perverse af. Ik vond haar eng, maar mijzelf slecht omdat ik haar eng vond. It’s in my nature.
Haar flat was allerminst weerzinwekkend. Het chique appartement had gelambriseerde wanden en bood uitzicht op een sfeervol Zeister park. Maar op de schoorsteenmantel ontbraken lijstjes, want er was niemand in haar leven. Ze was een kinderloze oude vrijster die gevlucht was in haar carrière. Geen wonder dat ik nooit thee kwam leuten in de luxe lijkkist.
Maar nu zat ik in haar ziekenhuiskamer, luisterend naar haar gemopper op ziekenhuisartsen, ruikend aan haar bloemen. Ze trok subtiel de lakens aan mijn zijde op, waardoor ik kon zien hoe haar buik zich tussen broek en hemd naar buiten werkte. Alsof ze me ermee wilde choqueren. De rozengeur maakte me misselijk.
De uitvaart liep storm want tante was populair onder collegae. Aan mijn vader had ze ’t land, dus die erfde geen cent. Haar neefjes en nichtjes kregen wel een smak geld. Mijn vernislaagje sprong er pardoes van open! De gier kon zich ongans vreten. Van de erfenis heb ik een Harley gekocht. Iedere keer als ik mijn been over het zadel slingerde en een blik op de dikke tank wierp, zag ik haar vlees voor me. Ik was opgelucht toen ik de motor moest verkopen wegens een defect oog. De koper had tantes rokershoestlach.
Mijn flat is sloopwaardig. Hij biedt uitzicht op een kanaal vol rijnaken die met dreunende dieselmotoren scheuren in mijn muren maken. Ik zou laminaat op de wanden kunnen timmeren voor een sfeervollere ambiance, maar mijn thuis is geen open huis. Lijstjes op de schoorsteenmantel ontbreken omdat ik kinderloos en familieschuw ben. Een oude vrijer die vlucht in schrijfsels en zijn Rotterdamse accent koestert terwijl ie al decennia in Utrecht woont. Buikvet heb ik niet, gedrongen ben ik evenmin, mijn tanden zijn wit en ik hoest nooit. Maar ooit kom ik in een ziekenhuis terecht en zal ik mij beklagen over gebrek aan privacy. De uitvaart wordt druk bezocht omdat ik populair ben onder lezers. Mijn familie erft geen cent want er is niets. Het crematorium heeft gelambriseerde wanden.