De Man van het Raam

Er zijn momenten dat ik een zakenman wil zijn. Zo’n executive, die belangrijke beslissingen neemt. Een cosmopoliet. Een volwassene. Dan ga ik voor de passpiegel staan, trek ik een pak aan, maak ik gedecideerde gebaren en wil ik in mijn imaginaire Tesla naar een imaginaire businessdeal rijden. Er zijn ook momenten dat ik voor het andere uiterste ga. Dan doe ik een muts op, trek ik een legerjas plus boots aan, en beeld ik me in een ex-commando te zijn. Zo’n veteraan die meer gezien heeft dan een mens kan verstouwen, die zich door niemand meer wat laat zeggen.

Het toeval wil dat ik beide alter ego’s dagelijks kan bestuderen. Ik hoef er slechts voor langs mijn spiegel uit het raam te kijken, naar de kade langs het kanaal.

Daar verschijnt om 14:30 een man met zijn herder. Hij draagt een nette jas boven een keurige pantalon met glimmende schoenen. Net als ondergetekende is ie in de zestig en kaal, maar hij heeft de kin gladgeschoren. De man kijkt om zich heen met een air alsof het leven een project is. Zíjn project. Hij is een Man van de Wereld.

Om 14:45 komt er andere vent aanlopen. Die is een jaar of tachtig en heeft een baard die de mijne doet verbleken. De grijsaard draagt een muts, stoere laarzen en een parka – de outfit van een urbane jager. Zijn hond is van het soort dat naar buurtkinderen hapt. Maar daarvoor krijgt ie de kans niet, want zijn baasje is een ijzervreter. Hij is de Man van het Kanaal.

Als de honden een metafoor zijn voor het leven, dan heeft de Man van de Wereld een probleem. Want zijn herder is speels op het dolle af, heeft duidelijk nog sturing nodig. Waar zijn baasje de toewijding voor mist. Dat ruikt de herder. Dus iedere keer als de man hem tot kalmte maant, de armen streng over elkaar gevouwen, blaft de hond de buurt bij elkaar. Dat kabaal wordt iedere dag wat luider.

Zoiets zou de Man van Het Kanaal niet overkomen. Zijn blik is nors, de motoriek vastberaden. Puur op charisma weet hij de pitbull te reduceren tot een schoothondje dat gedwee achter zijn baasje aan kuiert. De jager dwingt respect af. Maar hij lijkt geen enkel plezier in zijn wandelingen te hebben. Hij kijkt alsof ie op ijzer kauwt, de Apocalyps afwacht. Zijn blik wordt iedere dag wat grimmiger.

Dan ben ik toch liever The Third Man. My own man. Iemand die graag naar honden kijkt als ze langs het kanaal rennen. Die zich een afgedankte, eigenwijze en chronisch kwijlende blindengeleidehond droomt, maar weet dat ie daar beter niet aan kan beginnen. Een man die daar stukjes over schrijft en beseft dat dit zijn bescheiden rol in het leven is. Wat hem niet let om af en toe voor de passpiegel te gaan staan. Om zich een man te wanen die hij niet kan zijn. En dáar dan weer een stukje over te schrijven. Zodat hij even de man kan zijn die hij altijd geweest is. De Man van het Raam.