De monnik

Iets verderop in mijn wijk staat een gereformeerde kerk. Op de vlucht voor stadse druktemakerij tref ik daar op zondag tijdens mijn dagelijkse wandeling bezoekers voor deur. Ze zien er erg netjes uit, bijna anachronistisch, met pakjes en hoedjes en zo. Vrome kerkgangers, die door progressieve geesten ongetwijfeld weggezet zullen worden als hypocriet of kleinburgerlijk. Opmerkelijk genoeg betrap ik mijzelf op geen enkel vooroordeel. Terwijl ik anders de eerste ben om mijn medemens te ontmaskeren.

Ik bespeur zelfs een lichte jaloezie bij mezelf. Is dat omdat de gereformeerden lid zijn van een hechte gemeenschap en ik gekozen heb voor een eenzamer pad? Of omdat ze niet meewaaien met de waan van de dag? Of heeft het iets te maken met hun Huis van God? Want ik mag dan van huis uit atheïst zijn, ik heb altijd een bezield heiden in mij vermoed.

De kiem voor die latente devotie werd gelegd in 1968 tijdens een vakantie in het Italiaanse Bussana. Onderweg troffen we een kerkje dat volledig in de rotswand was uitgehouwen. Mijn moeder, geobsedeerd door iconen van de Maagd Maria, wilde het heiligdom per se betreden. Wij kinderen zeurden om ijsjes.

Eenmaal binnen begreep ik haar waarom. Afgeschermd van de subtropische zon die toeristen roosterde, hulde het kerkje zich in schaduwen, slechts besprenkeld met kaarslicht. Het was er koel, de klanken klonken gedempt, de iconen oogden betoverend. Het rook er naar tijdloosheid. Een plek anders dan alle andere plekken die ik ooit bezocht had. Terwijl een spookachtig nonnetje kaarsen ontstak, schoot mijn moeder stiekem dia’s. Mijn lust voor ijs was gesmolten.

Ieder jaar als die dia’s vertoond werden in onze verdonkerde huiskamer, viel ik even stil. Alsof Huize Hannik dan gewijde grond werd. Slechts het ruisen van de ventilator van de projector weerklonk, terwijl stofdeeltjes een danse macabre maakten in de lichtbundel.

Het is niet zo dat deze indrukken een evangelist van mij hebben gemaakt. Integendeel, de Bijbel heb ik nog steeds niet gelezen, het Oude Testament ken ik slechts uit Hollywoodfilms. Maar juist die ignorantie versterkt mijn fascinatie. Ongehinderd door kennis van machtswellust, kruisvaart of misbruik van misdienaren, kan ik mij laven aan de sfeer.

Voor mij is de kerk een abstracte ruimte waarin meningen verdampen en praats verstomt. Hier wordt de mens teruggebracht tot zijn essentie, een verademing in tijden die geteisterd worden door fulminerende ego’s in de media. Ik vind er troost. Inzicht. Rust. In het Huis des Heren word ik de monnik die in mij huist: een werkpaard met spirituele toewijding.

Dat gevoel wil ik graag intact houden. Daarom ben ik huiverig om tijdens mijn wandeling de gereformeerde kerk te betreden. Bevreesd voor een donderpreek of achterdochtige blikken die mij ontmaskeren als poseur? Mogelijk. Een self made monnik hoort niet thuis in hun Huis.

Gelukkig word ik voor de deur ingefluisterd door het spook van het nonnetje. Dat zegt mij dat ik mijn eigen ruimte moet uithouwen, met mijn toetsenbord, in cyberspace. Om een universum te creëren van verhalen waarin het bestaan meer geschilderd wordt dan beoordeeld. Een plek die je nergens anders op internet treft. Waar slechts het ruisen van de ventilator van de computer weerklinkt en stofdeeltjes hun danse macabre maken in het licht van de monitor.