De naaktfotograaf

Het bibliotheekboek was al maanden te laat. Ik had het kapot gebladerd. Elk van de 83 foto’s zat op mijn netvlies gebrand. Ik heb het over The Americans, het eerste echte straatfotografieboek van Zwitser Robert Frank. Gepubliceerd in 1958, toen America zich nog the beautiful waande, verslaafd was aan Coke en geloofde in Cadillac.

Zo niet de States van Frank. Hij zag armoede, racisme, kapitalisme en consumptie. Zijn visie is nog steeds rauw als steak; de korrel oogt grof door de lichtgevoelige film, de motion blurr overdadig doordat de sluiter Franks oog niet kon bijhouden. Gezichten kijken somber, hautain, argwanend, afwezig. Expressies die ik herkende als ik met mijn verrekijker uit het raam vierhoog vóór gluurde (of als het raam mijn smoel reflecteerde). De mens en zijn alledaagse wanhoop. Daar moest ik wat mee.

Eind jaren zeventig was ik twintig. Ik had mijn atheneum op zak en wilde fotograaf worden. Althans, dat dacht ik. Mijn portfolio zat nog in het hoofd. Bij het toelatingsgesprek namen de docenten van de academie me vertederd op. Ik hield mijn blik beschaamd op het fotoalbum vol kiekjes. Een Frank was ik nog niet nee. Eenmaal afgewezen ben ik gaan studeren, om tijdens het college uit het raam te staren, dromend van een wild bestaan als straatfotograaf.

Anno 2021 ben ik zo goed als blind aan mijn linkeroog. Het rechter houdt fier stand. Daarmee blader ik Google Images kapot met de beeldenhonger van een academiestudent. Want het internet is uitgevonden om ouderen een retrospectief te bieden van hun popculturele verleden. Zo kan ik dode helden nieuw leven inblazen – met het risico dat ze door de mand vallen. Ook Franks werk passeert de revue, want het bibliotheekboek heeft de verhuizingen niet overleefd.

Tot mijn opluchting staat The Americans nog steeds als een huis. Niet zozeer door de politieke context die de foto’s wederom tot hit maakt, maar door het poëtische commentaar dat Frank ermee levert. Hij toont de mens op zijn naaktst, met oog voor diens aangeboren onvermogen. Frank fotografeert zoals ik probeer te schrijven.

Hij blijkt trouwens van oorsprong een keurige modefotograaf. Maar dan wel een met een even brutale als onopvallende verschijning. Dat vermoedde ik al in ’79. Wat ik toen niet wist is dat ie de 83 foto’s uit 28.000 contactafdrukken heeft geplukt. Zo wist Frank De Amerikaan te destilleren uit een waterval van impressies, om hem te maken tot een tijdloze Mensch.

En nu schettert Miles uit mijn boxen. Ga ik voor het eerst prat op mijn bouwjaar uit de fifties. En laat ik mij voor een laatste maal meeslepen door Franks duistere lust for life. Door zijn anti-perfectionisme, vrij van angst voor onscherpte of overbelichting. Het vertelt zoveel meer dan autofocusbeelden. De houtskoolschetser versus het kopieerapparaat.

Ik besef nu ook dat ik nooit straatfotograaf had kunnen worden. Omdat ik de onbeschaamdheid mis en een muggenzifter ben. Maar mocht het ooit mogelijk worden om via een implantaat met de ogen te fotograferen, dan kies ik voor het linker. Dat kiekt met een defecte lens, maar kijkt daardoor met de brutaliteit van een academiestudent.