De rots

Hij was overleden voordat we afscheid konden nemen. 14 jaar geleden inmiddels. Ik had nog eenmaal willen horen dat ik zijn ventje was, eenmaal willen zeggen dat hij mijn rots in de branding was. Hoe veilig ik me als kind voelde, zittend op zijn schouders in de Méditerranée. Een laatste contactmoment was nodig, juist omdat we zo weinig gemeen hadden.

Mijn vader was een harde werker die van genieten hield. Ik ben meer een ploeteraar op zoek naar zielenrust. Hij stond vaak op mijn antwoordapparaat, verwijtend, omdat ik zo weinig mijn neus liet zien. Hij verlangde naar me. Ik wantrouwde dat verlangen.

Dat kwam mede doordat hij zich ooit had laten ontvallen dat ie zich twee zonen wenste. Eén extra, voor als de ander... Zal wel iets met de oorlog te maken hebben, maar ik voelde me daardoor inwisselbaar. Ik wilde in de illusie leven dat ik uniek voor hem was. Onvervangbaar.

Mijn moeder was dat in ieder geval niet. Hij scheidde van haar toen ze de zoveelste zelfmoordpoging had gedaan. Begrijpelijk. Waar ik moeite mee had was dat ie na die scheiding zo transformeerde. Hij hertrouwde met een collega arts, verwisselde het spookhuis op de singel voor een stolpje in een nette buurt en stopte dat vol opgepoetst antiek. Zonder mijn moeder-de-kunstenares bleek mijn vader een burgerman. Een gastvrije, dat wel.

Het stolpje werd open huis voor vrienden die door mijn moeder altijd geweerd waren. Als ik er aanklopte lagen de wijn en sigaretten gereed. Het genot werd me bijna opgedrongen, alsof hij ook van mij een Bourgondiër wilde maken. Typisch een huisarts! Maar ik voelde me ongemakkelijk in zijn second life. Alsof het bestaan van mijn gekke moeder ontkend werd. En wijn drinken, dat deed ik liever onder vrienden. Intussen genoot mijn vader lekker door. Pas toen zijn gezondheid achteruit holde, drong tot hem door hoezeer zijn rots geërodeerd was.

De crematie werd drukbezocht. Allergisch voor plichtplegingen voelde ik mij niet geroepen om de lange rij rouwenden een handje te schudden en hun condoleances te incasseren. Contact en formaliteit, ze gaan niet samen. Bovendien, ik had al een dijk van een toespraak afgestoken. Liever praatte ik spontaan bij met oude bekenden.

Ik werd zelf ook aangesproken door een onbekende. Een vent van mijn leeftijd. Getrouwd, carrière. Charmant. Vriendelijk. Een soort Rein, maar dan aangepast – en succesvol. Hij stelde zich voor als de buurman van mijn vader. Hij had een hechte band met hem opgebouwd, was er kind aan huis geweest. Gezellig samen borrelen! Mijn vader had hem toevertrouwd dat ie als een zoon voor hem was. Daar moest ik even van slikken.

Toch nam ik mijn vaders woorden met een korreltje zout. Het was vast de drank die gesproken had! En eigenlijk was ik wel opgelucht dat hij die reservezoon gevonden had. Maar waarom vertelde de buurman mij dit? Om mij net zo jaloers te maken als hij kennelijk was? Opeens besefte ik dat ik als ventje, hoe onaangepast ook, een unieke plaats had ingenomen op mijn vaders rots. Geen wonder dat ik me nooit een reservepa had gewenst.

Ik condoleerde de buurman met het verscheiden van onze vader. En nam afscheid met mijn aller charmantste glimlach. Om daarna met vrienden aan de wijn te gaan. Want zonder erosie, geen glans aan het leven.