De rust

Het grootste deel van mijn leven heb ik niet geweten wat ik later zou willen worden. Wat ik wél wist was dat ik geestelijke rust zocht. En zo min mogelijk energie wilde verkwisten aan complexe arbeid. Daarom belandde ik steevast in debiliserende baantjes.

Zo ook op mijn 25ste. Ik verkeerde in between studies en relaties, in between alles eigenlijk, en was getipt op de vacature ‘nachtwaker in een wegloophuis’. Leek me op mijn lijf geschreven! Want wat doet zo’n waker nou eigenlijk. Die sjokt met een zaklantaarn door het pand. Voelt of de ramen dicht zijn. Geeft de klimplant water. Zet koffie. Een ideale nachtbaan voor een dagdromer! En voor een vrijgezel die de lange, eenzame nachten te gelde wil maken.  

Toen ik me voor mijn eerste dienst meldde was er in het pand geen weggelopen meid te bekennen. Ik werd ingewerkt door de vertrekkende nachtwaker. Hij was iets van vijf jaar ouder dan ik, maar een stuk stabieler. Een rustige vent met stevig postuur, praktische trui en gedecideerde stem. Een kerel die niet met zich laat sollen. We namen de werkzaamheden door, die verdacht veel leken op die uit mijn fantasie.

Anders dan verwacht was de toon van de nachtwaker. Waarschuwend. Hij vertelde me dat de bewoonsters mijn grenzen zouden opzoeken. Met suggestieve vragen, sexy kleding, uitdagende poses… Volgens hem beschikten de meiden over een onuitputtelijk arsenaal aan tricks om te testen of ik net zo fout was als hun stiefvader. Daar moest ik even van slikken.

Speaking of the devils, de dames kwamen binnendruppelen. Netjes op tijd, vóór de avondklok van 11 uur. De nachtwaker had niets te veel gezegd. Stuk voor stuk leken ze auditie te komen doen voor een high school sex comedy uit de seventies. Vermoedelijk omdat ‘de nieuwe’ er was. Ik vermeed oogcontact. Mijn collega deed vriendelijk, maar ook streng. Goddank bleef hij hangen tot de dames allen boven op hun kamer zaten en de rust in het pand wederkeerde.

Maar toen. Toen was ik alleen. In een huis vol sirenen. Ik werkte de lijst van werkzaamheden af. Ramen checken, klimplant water geven, koffie zetten. Maar als ik met de zaklantaarn de trap opliep om mijn ronde te maken, deed ik het in mijn broek. Want ik was zo iemand die maar al te graag met zich laat sollen. Die liefst dagelijks auditie doet voor een sex comedy uit de seventies. Die gruwt van praktische truien. Ik hoorde de rechter al sneren: ‘U is een smeerlap! Misbruik maken van uw machtspositie! Levenslang, met TBS!’ Maar. Tijdens mijn rondes gebeurde er niets. Helemaal niets. Achter iedere deur weerklonk vredig gesnurk.

Zeven uur lang heb ik de seconden afgeteld. Steeds als ik de krant opensloeg of de radio wilde aanzetten, hoorde ik de trap kraken. Dan verwachtte ik een van de meiden, slechts gekleed in nachtpon, die  me zou vragen haar in te stoppen. Voor te lezen. Te masseren. Maar er kwam geen meid. Er kwam he-le-maal niemand. Het bleef zo stil dat ik aan mijzelf begon te twijfelen. Vonden ze me niet aantrekkelijk? Was mijn ex ook op mijn uiterlijk afgeknapt?

Toen de dienst erop zat hadden de sirenen me compleet gesloopt. Met mijn laatste krachten heb ik een briefje geschreven. Dat ik niet geschikt was voor de baan. Dat ze me niet hoefden te betalen voor die ene nacht. Dat ze me niet moesten bellen. Ik ben vertrokken als een dief in de nacht, met opgestoken jaskraag en schichtige blik, op zoek naar een wegloophuis voor getraumatiseerde nachtwakers. Een plek waar je geestelijk met rust gelaten wordt.