Van het val

Het wordt een beetje gênant zo langzamerhand. Steeds als ik door die stad wandel schiet ik vol, moet ik even slikken van het plat-Rotterdams dat door mijn stembanden trilt. En neem ik me stellig voor om terug te verhuizen, liefst voordat ik een ouwe lul geworden ben. Vals sentiment? Lijkt er veel op. Ik ben de stad niet voor niets ooit ontvlucht. Daarbij, Míjn Rotterdam bestaat al dertig jaar niet meer.

Maar aangezien mijn volgende boek zich daar afspeelt heb ik een excuus om er regelmatig virtueel te vertoeven. Bijna dagelijks mag ik schuldvrij ‘research’ doen, oftewel úúúrenlang foto’s en filmpjes van Rotterdam bekijken op de site van het gemeentearchief. Een traktatie voor mijn jongensgeest! Vooral de haven, een belangrijk decor in mijn roman, maakt iets los bij me.

Wel vermoed ik dat de meeste Rotterdammers er iets anders in zien dan ik doe. Is de haven voor hen een machtig schouwspel van stuurmanschap, bedrijvigheid, handel en techniek, voor mij lijkt het een poort naar een ander universum, een leven vol hoop en avontuur met Belofte fonkelend op de golven. Tenminste, heden ten dagen wil ik mezelf graag wijsmaken dat ik dit toentertijd dacht. En da’s nou het valse van sentiment. Het waren juist dat zwarte water en die striemende regen en die dreigende hijskranen en die verkleumende eenzaamheid die me de stad uit joegen, waarna ik mijn heil zocht in een Anton Pieckdorp aan een fantasieloos Amsterdam-Rijnkanaal.

Dit vergeet ik natuurlijk allemaal even als ik onderzoek doe naar de Maasbruggen anno 1980. Zoveel vragen die beantwoord moeten worden. Welke brug werd precies wanneer gebouwd c.q. afgebroken. Hoe zag het fietsgedeelte van de oude Willemsbrug er uit. Hoe was het uitzicht op het westen. Trivia die cruciaal zijn voor een waarachtige enscenering van deze love story, onmisbaar om de ‘filmset’ in mijn brein op te bouwen.

Omdat het avontuur me lokte ben ik dit keer wat dieper in de historie gedoken. Zo las ik over een waaghals die het in 1933 aandurfde van de Hef te springen. Dat is de spoorbrug waarvan het middengedeelte (‘het val’) opgehesen kan worden om oceaanstomers te laten passeren. De negentienjarige arbeidersjongen Lou Vlasblom was zo gek/moedig om op een steenkoude ochtend in januari de noordelijke toren te beklimmen en, geheel gekleed!, de vijfenzestig meter naar beneden te duiken, daarbij twee salto’s makend om zijn vaart af te remmen. Wat een held!

“Op vrijdagavond 20 januari 1933 om half tien werd hij gehuldigd in een stampvol Grand-Théatre (Grand Thalia Olympia Royal) wegens zijn verbetering van het ‘wereld-duikrecord’ met zijn sprong van de heftoren. Chef de réception Alexander de Haas prees zijn heldenmoed, zag in hem het verleden van Michiel de Ruyter en voorspelde dan ook een grote toekomst voor de jongen. Vervolgens kreeg hij namens de Tuschinsky-directie een bloemstuk overhandigd bestemd voor zijn moeder, die hij ongetwijfeld de schrik van haar leven had bezorgd. Van de firma Gebrs. Gerzon, waar zijn vader werkte, was een couvert ingekomen; fotohandel Walch aan de Coolsingel had een vergroting van 30 x 40 van de held en de Rotterdamse Aeroclub zegde een gratis vliegtochtje toe.” [geknipt uit blog hethistorischatelier.blogspot.nl]

Een typisch Rotterdamsch verhaal. Maar voordat ik een lange, chauvinistische zucht kon slaken stuitte ik op het relaas van de twintigjarige Jan Tabbernee, die minder lof wist te oogsten. Deze matroos deed de dag na Vlasbloms duik eveneens een poging. Zonder al die kleren en vanaf een zes meter hoger punt. Enkele uren later werd zijn lijk uit het zwarte water gevist. Zwemmen kon hij als geen ander, zei zijn moeder in tranen. Maar van duiken wist hij niets.

Dat had ik even nodig, deze mokerslag. Rotterdam kan je maken en kan je breken. Mij heeft ze dertig jaar geleden bijna vermorzeld, en daar had ik niet eens een vrije val van het val voor nodig. Dankzij Tabbernee’s rampspoed ben ik nu in de juiste stemming om me te verliezen in mijn roman, waarin ik de stad van toen wil neerzetten in al haar desolate hardvochtigheid. Een afrekening met nostalgie dus. En nergens ter wereld doe ik zoveel inspiratie op over Mijn Rotterdam als in Mijn Anton Pieckdorp, hiero aan dat fantasieloze Amsterdam-Rijnkanaal.

De sprong van het val
Het zwarte water van de nostalgie

De foto van Lou Vlasblom op de Hef is afkomstig van www.engelfriet.net.