Van de herborene

Als student psychologie heb ik er een paper over geschreven. Kreeg ik een 8 voor. Toch begin ik er zelden over, want dan volgt er onvermijdelijk een pijnlijke stilte of een honende schater. Het is nu eenmaal geen onderwerp dat mensen snel serieus nemen. Op zich begrijpelijk: op Google staan er massa’s reïncarnatietherapeuten te trappelen om jou, op weg naar je goddelijke verlichting, voor nog geen vijftig euro een voormalig leven als Marie Antoinette of Toetanchamon aan te smeren. Zo’n dramatisch continuüm geeft ons burgerbestaan instant verdieping, zelfs als het suggestieve lulkoek is. Toch mag ik er graag over lezen: jonge kinderen die vertellen over een vorig leven.

Neem het onderzoek van de Canadese psychiater Ian Stevenson (1918 - 2007). Hij tekende duizenden verslagen op van kleuters die het steeds weer over ‘dat andere thuis’ hadden. Niet in de zin van historische figuren maar van alledaagse leventjes, zij het dus als een ander persoon, in een andere tijd, op een andere plek. Verhalen die vergezeld gingen van een schat aan details. Uiteraard heeft Stevenson onderzocht in hoeverre er sprake kon zijn van cognitieve lekkage. Of hem dat gelukt is? The Journal of the American Medical Association noemde Stevenson’s Cases of the Reincarnation Type (1975) ‘a painstaking and unemotional collection of cases that are difficult to explain on any assumption other than reincarnation’.

Nee, deze blog is geen opmaat voor een discussie over de ins en outs van wedergeboorte, want als reïncarneut lul je je geheid vast. Evenmin beschouw ik het als een religieus fenomeen. Ik zie het als iets aards. Dat onze geest, tjokvol ervaringen, emoties en verwachtingen, niet vervliegt als de fysieke drager eenmaal afgestorven is maar verkast naar een ander lichaam, lijkt me een doodnormale gang van zaken.

Mocht ik zelf een vorig leven geleid hebben, dan was dat als negentiende-eeuwse sloof. Een moederkloek met lillende bovenarmen, enorme heupen en dertien kinderen waarvoor ik me dag en nacht uit de naad moest werken. Luiers wassen, piepers jassen, vloeren dweilen en ’s avonds ook nog eens mannie bevredigen als die na een zware dag in de mijnen en de kroeg het bed in rolde. Een uitputtend bestaan waarbij ik me stilzwijgend wat vrije tijd toewenste, alsmede het talent om iets speciaals met mijn leven te doen. En vooruit, ook een wormvormig aanhangsel tussen de benen om serieus genomen te worden in de maatschappij. Toen haar tijd gekomen was is deze ziel door tijd & ruimte naar de Heemraadssingel gezweefd om daar – na de nodige aarzeling – bezit te nemen van een wel heel erg eigenwijze foetus. The rest is history.

Nu kun je reïncarneren wat je wilt, er bestaat ook zoiets als de Wet van Behoud van Ellende. Zo ben ik in mijn huidige bestaan weliswaar gezegend met de tijd en focus om verhalen te schrijven, maar verlang ik dagelijks naar een bruisend gezinsleven. Sterker, ik sta iedere ochtend op met het gevoel dat mijn vrouw en kinderen bij een vliegtuigongeluk zijn omgekomen. Daarom type ik als een bezetene dóór, om mezelf bestaansrecht te geven.

Dat doorbijten doe ik ook omdat de vorige levens uit het onderzoek van Stevenson allen aan een gewelddadig einde zijn gekomen. Vermoord, verongelukt, noem maar op – alsof hun ziel te zeer in shock was om naar gene zijde af te reizen. Voor mij reden om geen gekke dingen te doen als ik het even echt niet meer zie zitten, want ik moet er niet aan denken een kleuter op te zadelen met herinneringen aan mijn welvaartsweltschmerz.

Dus iedere ochtend na het vliegtuigongeluk verzamel ik de moed om een verhaal te schrijven dat een glimlach of een traan aan mijn vorige persoonlijkheid ontlokt zou hebben, tussen het baren, wassen, koken, dweilen en bumsen door. Want als onze ziel inderdaad herboren kan worden, dan is dat vast om onszelf te leren troosten - wat toch een stuk humaner klinkt dan dat we voor onze zielenrust een godvergeten Weg naar Perfectie dienen af te leggen.

Reïncarnatie tussen het sloven door
Soms zit troost in grote dingen