In zijn loods

Wat weinig mensen weten, is dat God met het verstrijken der eeuwigheid een oude conciërge is geworden. Een sloeber met spataderen en spit die zonder veel animo een loods aanveegt, binnensmonds mopperend op de mensheid, af en toe een fluim spugend in eigen stofwolk. Not a pretty picture.

Toch is het allemaal hier begonnen, in dit duistere pakhuis. Eerst met de Big Bang, daarna de eencelligen, toen de dino’s. En uiteindelijk de mens. God heeft zich helemaal het apenlazarus gewerkt aan het leven. Maar vandaag de dag ziet geen hond hem nog staan. Genegeerd wordt ie, uitgelachen op zijn best, omdat niemand meer in hem wil geloven. Sterker, we denken dat wij hém uitgevonden hebben, in plaats van andersom. Godgeklaagd is het.

Toch begrijpt hij het allemaal wel. Vroeger was ie immers net zoals wij zijn. Vol van zichzelf, badend in een zee van ambitie. De hele dag bezig met zijn creatie. Pas toen zijn evenbeeld er een puinhoop van gemaakt had, is ie een toontje lager gaan zingen. Werd ie de bescheidenheid zelve. Om uiteindelijk een schim van zichzelf te worden.

Maar helemaal uitgespeeld is de Almachtige niet. Soms heeft hij diepe gedachten. Vooral tijdens het vegen, dan kauwt hij op de kleine lettertjes van ons contract. Op de passage waarin staat dat het leven der mensen gelijk moet zijn aan lijden. Die wil hij schrappen. Dat lijden, dat geeft alleen maar gedonder! Kijk maar naar die rotzoon van hem, die laat niets meer van zich horen! Probleem is dat het leven vaak lijden IS, zeker nu we niet meer in hem willen geloven. Kon hij de mens zijn somberheden en stommiteiten maar doen vergeten, zodat ze met een schone lei een doorstart kunnen maken. Misschien dat God dan zelf weer lol krijgt in zijn creatie.

Toegegeven, het is er nog niet van gekomen. ’t Is ook niet een echt plan, meer een voornemen. En natuurlijk weet God dondersgoed dat wij ook die tweede kans zullen verbruien. Met nieuwe somberheden en nieuwe stommiteiten. Toch vindt hij het een mooie gedachte, zo’n tweedekansknop. Daar zit meer muziek in dan in dat topzware geloof in een hiernamaals, mompelt hij terwijl ie nog een bakje inschenkt in de overigens verlaten kantine.

Eigenlijk vindt God zijn overpeinzingen op zich al indrukwekkend genoeg. Sterker, iedere keer als hij op de kleine lettertjes kauwt, hoor je hem fluiten. Licht hij even op in de loods. Wordt ie zichtbaar in zijn stofwolk. Dan sloft ie maar eens naar het toilet voor een grote boodschap, binnensmonds mopperend op de mensheid, wachtend op zijn eigen, tweede kans. Om na de bevalling een eeuwigheid zijn handen te wassen.

De conciërge
Hard werken