‘Dusss…’ zei de baas om het functioneringsgesprek af te ronden. ‘Wat we nog missen in jou is het reclamebeest. De can-do kanjer. Die moet je nog even losmaken.’ Hij keek me verwachtingsvol aan. Ik probeerde enthousiast te knikken, maar mijn hoofd leek compulsief NEEEEEE!! te schudden. ‘Natuurlijk,’ zei ik. En slaakte een diepe zucht.
Ik had me godbetert net maandenlang als junior copywriter proberen te bewijzen. Met 40 jaar was ik misschien de oudste ter wereld, maar wel een die kon schrijven als een senior. Het was niet genoeg. Ik moest het beest in mij aanboren. Transformeren in een weerwolf.
Meer dan ooit besefte ik dat het niet volstaat om je werk zo goed mogelijk te doen. Als werknemer word je geacht je functie te wórden. Gespletenheid is de sterkste troef van een cv! Dat vermoedde ik reeds als student. Daarom zou ik na mijn studie wel tien jaar lang freelance aanklooien, als de dood mijn ziel te moeten verkopen bij een sollicitatiegesprek. En nu was het alsof ik met mijn poot vastzat in een klem.
Want ik voelde me misplaatst in dat chique reclamebureau aan die Amsterdamse gracht. Mijn collega’s waren geen onaangepaste creatieven maar accountmanagers met een neus voor het grote geld. De baas was een echte alfa. Twintig jaar eerder, in de gulden jaren tachtig, was hij miljonair geworden met slogans als ‘De Bijenkorf heeft ’t!’ Die kreet had op het pand op de Dam staan pronken. Het was duidelijk dat ik die ‘’t’ miste.
Na het functioneringsgesprek ging ik maar wat dollen met de vormgever. We deden lachend reclamecowboys na, van die druktemakers met targets en een telefoonverslaving. Iemand schoot een fotootje van ons met een digitaal wegwerpcameraatje. Niet veel later ging de tent failliet. En stond ik op straat, als wegwerpkanjer.
Maar niet voordat ik mijn werk was geworden. Een hele middag lang. Zonder mijzelf te verloochenen. Dat gebeurde tijdens de opname van een radiocommercial die ik voor een leasebedrijf had geschreven. Voor de stem had ik Kees Prins ingehuurd, bij het grote publiek bekend van Jiskefet. De opname mocht ik zelf leiden.
Omdat ik toentertijd muziek maakte voelde ik me als een vis in het water tussen de knoppen, schuiven en VU-meters van de studio. Al gauw zat ik als een pro Mr. Jiskefet te regisseren. ‘Mag iets vetter, Kees! Meer can-do!’ Het enige dat ontbrak was een beestachtig gegrom aan het begin van de commercial. Dat heb ik zelf voor mijn rekening genomen. En hoe! Al mijn frustratie in één soundbite gebald. Toen we bezig waren met de montage voelde ik een hand op mijn schouder. De baas. Zijn blik sprak boekdelen. Ik had ‘’t’ eindelijk ook.
Inmiddels hoop ik ’t niet langer te hebben. Niet meer nodig, nu ik als schrijver van mijn leven mijn werk maak. Op het dak van de Bijenkorf zal ik er niet mee komen – geen neus voor het grote geld – maar alfa zijn in eigen brein, da’s onbetaalbaar. En soms, als de maan vol is, kunnen onaangepaste creatieven het gegrom van een lone wolf op de radio horen klinken.