Devil in the bottle

Tourettetjes noem ik ze (vrij naar Gilles): kreuntjes die aan me ontsnappen als ik aan genante momenten terugdenk. Daarvan zijn er nogal wat geweest in mijn leven. Meestal hadden ze iets van doen met ijdeltuiterij of stoerdoenerij. Ze zullen me niet komen pesten op mijn sterfbed. Want gêne, da’s toch vooral aandoenlijk. Toch ken ik een schaamte die nooit zal verdwijnen. Daarvoor moeten we terug naar de jaren ’90.

Het was middernacht. Samen met twee maten zwalkte ik over de Kalverstraat van Istanbul. Ondergetekende voorop, als zelfbenoemd leader of the pack. Op zoek naar avontuur. Veel café’s waren ons te toeristisch. Wij zochten het echte Turkije! Net toen we wilden opgeven hoorden we rockmuziek uit een aardedonker steegje komen. Wij erop af. Best link, in een stad als Istanbul. Het geluid kwam van boven. Het raam was helverlicht, als een baken. Beneden in de deuropening stond een meid te roken. Ik sprak haar aan in het Engels. Of er een feestje was. Ze glimlachte gastvrij. Geen feest, een kroeg! Op de vierde etage! Wij de trappen op.

En verdomd. Een flinke woonetage, omgebouwd tot café. Met veel volk. Geen toeristen, maar moderne Turkse jongeren, iets van tien jaar jonger dan wij. We raakten meteen in gesprek. Ze wilden alles over Nederland weten, met name een jonge student die aan onze lippen hing. Wij kletsen, grappen maken, sterke verhalen vertellen. Ik was helemaal op dreef. Dat moest gevierd worden met whiskey! Niets voor mij eigenlijk, maar spotgoedkoop hier.

In een hoek van het café namen muzikanten hun instrumenten ter hand. Ze begonnen hardrock te spelen. Smoke on the Water! De zanger was onooglijk maar zong alsof zijn leven ervan afhing. Iedereen enthousiast. Behalve ik. Ik maakte een schampere opmerking over coverbandjes. Waarop mijn maten me toebeten dat deze gozer tenminste zuiver zong. ‘Dat doe jij hem niet na, Hannik!’ Ik gromde wat terug en bestelde mijn zoveelste whiskey.

We bleven tot diep in de nacht hangen, maar voor mij was de lol eraf. En waarom kleefde die student aan ons? Was ie ergens op uit? Tijd om een taxi te scoren. De jongen bood aan om met ons mee te gaan, zodat we niet afgezet zouden worden. Zou een smak geld schelen. Kon wezen, maar ik vertrouwde zijn altruïsme niet. Wilde hij ons in een steegje laten beroven?

Niettemin met z’n vieren een taxi gepakt, ik met de whiskey nog in de hand. De jongen voorin, kletsend met mijn maten die naast mij achterin zaten. Ik leegde mijn glas. Keek de gozer doordringend aan. En ging los.

Ik zei dat ik hem doorhad. Dat ik wist wat er zou gebeuren. Dat ie niet moest denken dat ik een naïeve toerist was. Hij keek me verbijsterd aan. Mijn maten probeerden me te sussen, maar ik had de smaak van kwade dronk te pakken. I smelled a rat! Ik ging door met grillen tot de jongen bijna in tranen was. Echter, de taxi reed geen steegje in. We werden niet overvallen. We zijn keurig afgezet voor ons hotel, voor een spotprijsje. De jongen is op eigen kosten doorgegaan naar huis. Nog steeds van slag.

De kater was hels. Niet alleen was ik doodziek van de drank, vooral van schaamte, toen mijn maten me vertelden wat ik geflikt had. De avond kwam terug als een horrorfilm over een demonisch alter ego, alvast op pauze gezet voor mijn sterfbed. Tot die tijd straft God me bij iedere taxirit door me onderweg luide kreunen te laten slaken. De Turkse Tourette!