Flirten met voorbedachte rade

De broer van mijn ex is een eigengereid man. Het klikte tussen ons omdat hij me net zo moeilijk leek als dat ik mijzelf vind. True to himself! Wat me het meest aan hem trof was hoe hij zijn vriendin had ontmoet: door de hond uit laten. Het park, da’s de meest natuurlijke setting denkbaar voor een flirt. Het koppel vormt dan ook een perfecte match. Ik verwacht dat ze samen oud worden. Het mag raar klinken uit de mond van een man die relatiemoe is, ik geloof in soul mating.

Aan de andere kant van het kennismakingsspectrum staat internet-dating. Niets onnatuurlijker dan een match zoeken via zo’n tweedehands persoonlijkheidsmarkt. Dat kan ik weten, want heb het vaak genoeg gedaan. En was er goed in. Ik persifleerde de clichés door mezelf te  presenteren als onmogelijk man. Die zelfspot werd gewaardeerd: mijn inbox zat vol. Als er een reactie tussen zat die me ontroerde of deed schateren, ging ik er echt op in.

De kennismakingsfase liet ik doorgaans enkele weken duren. Online wel te verstaan. Daardoor ontstond er een band tussen onze virtuele versies. Dat zijn andere wezens dan die van vlees en bloed. Ik raakte gehecht aan onze digitale alter ego’s, zoals een gedetineerde aan zijn pen pal. Huiverig dat ze zouden afsterven stelde ik de eerste date zo lang mogelijk uit. Maar op een gegeven moment moet je voor de bijl. Afspraakje maken. D-Day.

Eerst moest ik de voorpret overleven. Allergisch voor verwachtingen, ervoer ik de anticipatie als slopend. In de uren vóór de date zat ik op de bank te stressen, als een koortsig kind dat steeds naar een andere school gestuurd wordt. Dat gebeurde mij iedere date opnieuw – ik leerde er emotioneel niets van. Of wilde ik er niets van leren? Jezelf verkopen, het staat haaks op iedere vezel in me. Ik voel me dan een colporteur van de ziel. Zo een bij wie elke deurbel altijd vast komt te zitten.

Eenmaal ter plekke vond de onvermijdelijke wederzijdse vleeskeuring plaats. Dat gebeurde in een fractie van een seconde, nog voordat er een woord gewisseld was. Immers, je weet gelijk of je op iemand valt. Een fatsoenlijk mens houdt die bevinding vóór zich. Toch zaten er vrouwen tussen die het nodig vonden om te benoemen wat hun niet aan mijn fysiek beviel. Dat gebrek aan tact vond ik niet zozeer kwetsend als wel schokkend. De ballotagecommissie van het corps!

Zelfs zonder afgrijzen was het vaak een uurtje ongemakkelijk keuvelen. Alsof we een ontspannen wandeling probeerden te maken in een moeras. Het deed er niet meer toe wat we online gemeen hadden. De flirt was bij voorbaat kansloos, ontzield en geperverteerd door de voorbedachte rade. Terwijl we in een spontane situatie wellicht op elkaar gevallen waren. Dan kun je je laten betoveren door de manier waarop iemand stottert, schatert, slentert… is.

Doe ik dus niet meer. Allergisch voor verwachtingen, houd ik ook mijn Facebookkring gescheiden van mijn dagelijks leven. Lezers menen mij te kennen via mijn blogs, terwijl ik minder van hen weet. En als schrijver mag ik leuk lijken, de huis-, tuin-, en keuken-Rein is moeilijk. True to himself! Jezelf ‘eigengereid’ noemen, dat wordt pathetisch op mijn leeftijd.

Flirten wordt dat nooit. Daarom hoop ik op een writer’s block. Dan mag ik een hond. Uit het asiel. Zo’n vuilnisbakkie met halve staart, schele ogen, kromme snoet. Vol fysieke gebreken, waar ik als fatsoenlijk mens niets van zeg. Uitlaten met voorbedachten rade, is dat pervers?