Het is aan de andere kant van de bevroren brug dat ik haar tegenkom. We treffen elkaar zelden, terwijl we nog geen kilometer van elkaar vandaan wonen. Voorzienigheid? Ik ben op weg naar de Hema in Leidsche Rijn. Die wijk is gebouwd voor dubbelverdieners, maar er is ook wat puivervuiling te vinden voor paupers als ik. Mijn doel is werksokken kopen. Als nijverig schrijver houd ik mijn leven graag praktisch.
Eenmaal de brug over zie ik haar fietsen. Ze komt uit de richting van Leidsche Rijn. Ik herken haar vaag, want ze zit weggedoken in haar jas. Zij herkent mij ook vaag, want ik zit weggedoken in mijn parka, met bovendien een ijsmuts over de kruin en een koptelefoon over de oren. We wisselen blikken uit van aarzeling. Ik zet de koptelefoon af. Ze passeert me. Dan hoor ik haar achter mij afremmen. Ik draai me om en loop op haar af. Zij stapt van haar fiets.
Haar ijzige blik dicteert afstand. Erger, het is een ‘Jezus Christus heb ik dáar de mooiste jaren van mijn leven aan weggespoeld!’-blik. Ik lees er zelfs afgrijzen in (‘wat is ie oud geworden!’). Ze mompelt iets spottends over de moeite die we doen voor deze simpele begroeting. Alsof het een plichtpleging betreft van twee ex-collega’s, die elkaar niets meer te melden hebben. Althans, zo komt het bij mij binnen. Licht van slag neem ik de vlucht naar voren. ‘Ik heb niks meegemaakt hoor,’ zeg ik met een halve glimlach. Waarop we ons simultaan omdraaien en zwijgend onze weg vervolgen.
Iedere volgende stap naar de werksokken van de Hema in Leidsche Rijn weerklinkt dat liedje van Gotye in mijn achterhoofd. Somebody that I used to knooow. Ik spreek mezelf vermanend toe. NEIN! REIN! NEIN! Gevoelens bewaar je maar voor thuis, als je een blog schrijft! Mijn stappen worden steeds steviger, alsof ik de shock eruit probeer te marcheren.
Terwijl het toch al heel lang uit is. Maar ooit was het heel lang aan. Officieel hadden we geen relatie. We troffen elkaar in de kroeg, als opmaat voor intense nachten. Geen geloften, geen verwijten! Althans, dat was mijn insteek. Zij had wel behoefte aan echte verkering. Soms stond ze opeens voor mijn deur. Dan stuitte ze op mijn ijzige blik die afstand dicteerde. Ik was als de dood om samen op mijn bankje te gaan zitten (waar ik anders nooit op zit) en koffie te drinken (wat ik anders nooit drink). Opzitten als een opgezet stel, dat kon ik onmogelijk rijmen met onze wilde personae uit het uitgaansleven. Zonder spanning geen vonk.
Inmiddels heeft ze al jaren een echte relatie die ongetwijfeld aan al haar verwachtingen voldoet. Onze eeuwige romance zal ze afdoen als ‘toxisch’, mijn persoon als ‘narcistisch’. Of fluistert mijn geweten me dat in? Toch. Ik was meer dan onmogelijk. Ik heb haar laten schateren om de absurdste grappen, bewierookt met de mooiste muziek, geïnspireerd met de idiootste theorieën. Maar pin me niet vast op een tweezitter. Dan verdwijnt mijn magie.
De Hema is uitgestorven. Dat is helemaal de bedoeling. Winkelen doe ik uitsluitend op uren dat normale klanten thuis naast hun partner op de bank koffie zitten te drinken. Ik grijp de werksokken, reken ze af met de zelfscanner, storm de zaak uit. En marcheer door een wijk vol officiële relaties. Opnieuw galmt Gotye door mijn hoofd. Ik raak verkleumd, niet door de kou, maar door de naschokken. Pas als ik weer bij de brug ben, een paar werksokken uit mijn rugzakje heb gehaald en die over mijn handschoenen aantrek, krijg ik het behaaglijk. Vingers moet je koesteren, als je schrijft om te durven voelen. Voor iemand die je ooit gekend hebt.