Met smakkende medeklinkers

Ik kijk geen tv. Als mensen vragen waarom niet, dan zeg ik dat ik geen boodschap heb aan amusement. Dat ik pas voor breinvervuiling! Lulkoek. Jaren en jaren heb ik weggespoeld, bankhangend voor MTV. De buis was voor mij een eenzaamheidsbezweerder, een wauwelende oma die de stilte doorbrak. Nee, de ware reden waarom ik de kabel eruit getrokken heb is dat tv me doet denken aan Toen. Aan de tijd ik nog ambitie had. Dat ik tv wás.

We schrijven eind jaren ‘80. Achterin het lelijkste gedeelte van Hoog Catharijne was de stadsomroep van Utrecht gevestigd, veelbelovend Domroep Radio gedoopt. Achterin het lelijkste gedeelte van de Domroep zat een gesjeesde student filmrecensies te typen. IJverig en vooral onbetaald, want na zes afgebroken studies was het tot hem doorgedrongen dat je eerst moet investeren om een plek in de maatschappij te kunnen veroveren. En aangezien hij over onnatuurlijk veel mening beschikte, had hij besloten filmrecensent te worden. Maar dan wel een heel erg kritische filmrecensent.

Bijna iedere film kraakte ik af. Streng & onrechtvaardig, edoch met voldoende kwinkslagen om de sympathie van de luisteraars te winnen – van alle 100 stuks. Dus toen Domroep ook televisie ging maken vroegen ze mij voor een programma over films. Onbetaald uiteraard. Nou, daar voelde ik wel voor! Kon ik mijn radiostem het gezicht geven waar de wereld op zat te wachten.

Het gezicht van VARA zou ze later worden. Met recht. Jenny, zoals we mijn cheffin TV zullen noemen, was slim, ambitieus en manisch positief, en werd niet gekreupeld door enige inhoudelijke kennis. Een typische communicatiekanjer. Uiteraard werd zij wél betaald, en goed ook. Het valt echter te betwijfelen of Jenny mijn radiostukjes kende, want ze wilde een gezellig filmprogramma voor een breed publiek, terwijl ik mijn zinnen had gezet op een iedereen-moet-dood programma. Zocht zij een lokale René Mioch, ik wilde de WF Hermans van de film worden

Tot mijn ontzetting bleek Jenny al iemand geronseld te hebben voor de presentatie. Een doe-eens-lekker-gek type. Doe-eens-lekker-gek types wringen met iedereen-moet-dood-recensies. Bovendien zou ík toch het gezicht bij de stem worden! Gelukkig haakte de intrigant af zodra hij mijn tekst gelezen had. Waarop Jenny mij vroeg of ik het programma wilde presenteren. Zelden heb ik mijn trompetgeschal zo vakkundig weten te onderdrukken. Rein H., het Gezicht van Domroep TV!

Zelden is mijn trompet weer zo snel gedeflateerd. Want een filmprogramma maken is vooral hard werken - zeker als je het onbetaald doet. Films bekijken, recensies schrijven, presenteren, monteren, prijsvraag bedenken. Budget was er nauwelijks, mankracht nog minder. Het meeste deed ik zelf, tot en met het vertalen van niet-ondertitelde fragmenten (papa fuum uun piep uit de losse pols). Ook moest ik Jenny ervan overtuigen dat knotsgekke items niet binnen ons format pasten. Terwijl het alternatief – culturele diepgang – veel erger bleek: lokale arti farti regisseurs interviewen. Enige voordeel van al dat multitasken was dat mijn naam iets van 10 maal bij de eindcredits langs kwam.

Iedere maand maakte ik een aflevering. Zegge en schrijve één fan had ik: mijn achtenzeventigjarige oude buurvrouw. Zij gaf me op straat altijd een knipoog als ik weer films had afgekraakt de avond ervoor. Uit frustratie liet ik mijn vrienden iedere keer de prijsvraag winnen. En zij keken niet eens.

Wat me restte was de presentatie. My finest hour! Geloof me, als je een hekel wilt krijgen aan jezelf, ga dan een tv-programma presenteren. Een autocue had ik niet, dus ik moest mijn tekst van een blaadje oplezen. Dat deed ik, opgetut en wel, met zwabberende bovenlip en smakkende medeklinkers. “Goedenavond *smak* dames en heren, welkom bij Take One, het *smak* filmprogramma van Domroep *smak* Televisie…” Mijn WF Hermans van de Film was een uitgerangeerde MTV-veejay geworden.

Maar Take One deed ik niet voor de mooi. Ik deed het om carrière te maken. En de persvoorstellingen waren een perfecte setting om aan te pappen met de grote jongens. Tenminste, als je een carrièretijger bent. Voor een iedereen-moet-dood recensent lag dat wat lastiger. Zelden heb ik me zo unheimisch gevoeld als in de dog eat dog-sfeer van het filmjournaille, met een zelfgenoegzaam grommende Hans B. van NRC/Handelsblad at the top of the food chain, en een vloerstarende Rein H. van Domroep TV als hekkensluiter.

Een jaar heb ik het volgehouden, wachtend op dat telefoontje uit Hilversum (of ik het Gezicht van VPRO Film wilde worden). Toen dat uitbleef liet ik maar eens een aflevering van Take One aan een cameraman zien, een echte pro uit Hilversum. Of ik hiermee zou scoren bij de echte omroepen. Zelden iemand zo vakkundig een lachbulder zien onderdrukken.

24 jaren zijn er verstreken sinds mijn ijdeltuiterij. Carrière heb ik niet gemaakt. Een Gezicht ben ik niet geworden. Misschien maar beter zo, want als Jenny uitgenodigd wordt bij Zomergasten zal ze geheid een aflevering van Take One opvragen, in de categorie ‘onbedoeld hilarisch’. Krijg ik weer een knipoog van mijn inmiddels 102 jaar oude buurvrouw.

Maar soms, heel soms, als het me niet lukt om de eenzaamheid te bezweren met websites over alien abduction, dan doe ik mijn tv weer even aan. Zet ik die ene videoband op. The very best of. ‘Goedenavond dames en heren, welkom bij Take One, het filmprogramma van Domroep Televisie,’ kunt u mij dan synchroon horen meemompelen, met zwabberende bovenlip en smakkende medeklinkers. Niet langer hopend op dat ene telefoontje.

Ambitie