Het nachtuiltje

- Zeg, wat krijgen we nu? Moet jij niet allang in dromenland zijn? Het is bijna 10 uur!
• Kannie slape… *wrijft in oogjes*
- Wat kijk je sip. Heb je weer enge schaduwen op de muur gezien?
• Ja…
- Nou, trek je vestje over je nachtpon aan en kom maar op schoot zitten.
• *geeuwt, trekt vestje aan en kruipt op schoot voor de computer* Ben je mee bezig?
- Ik ben een boek aan het schrijven. Voor kinderen. Niet aan de toetsen zitten hoor.
• Waar gaat het over?
- Een spookje. Wat heb jij een koude voetjes zeg!
• Maar spoken bestaan toch niet?
- Dit spookje wel hoor.
• Waarom dan?
- Gewoon, omdat ik dat wil. En het is een bijzonder spookje. Hij is bang in het donker én voor mensen. Een heel angstig geestje.
• Is ie ook bang dat ie niet bestaat?
- Dat zou zomaar kunnen. Hij woont op een zolder waar ook een meisje slaapt. Op een nacht probeert ie haar bang te maken door ‘boehoeoeoe’ te roepen en enge bewegingen te maken, omdat spoken dat nu eenmaal horen te doen. Maar eigenlijk durft ie dat helemaal niet. Het wordt een heel zachte ‘boehoeoeoe’ en ook zijn gebaren zien er niet dreigend uit. Hij lijkt meer een uilenjong dat probeert uit te vliegen, of een slaperig kind dat een knuffel wil. Het meisje schrikt niet van hem. Integendeel; ze vindt het fijn gezelschap te hebben. En het spookje is enorm opgelucht dat ze hem niet bang maakt.
• Heeft het meisje geen broertjes of zusjes?
- Nee. Ze is een wees. Ze woont bij haar oma op een oude donkere boerderij. En die grootmoeder gaat altijd met de kippen op stok. Op zolder is het wel erg stil, vindt het meisje. Alsof ze alleen op de wereld is.
• Heeft ze geen vriendjes?
- Nou, ze is een beetje anders dan andere kinderen. Ze houdt meer van wegdromen dan van spelletjes doen. En van Barbie moet ze al helemaal niets hebben. Daarom is ze meestal in haar eentje.
• Ja. Jij bent ook vaak alleen hè?
- Eh… dat is wel zo ja. Maar ik heb zat vrienden hoor. Die zie ik liever in de stad of zo, want mijn flat is een ongezellig werkhok. En voor schrijven heb je eenzaamheid nodig. Als ik aan het boek werk lijkt het of de héle wereld in mijn hoofd zit. Dan houdt iedereen me gezelschap.
• Ja… Wanneer is het af?
- Geen idee. Misschien wel nooit.
• Dan wordt het een echt spookboek!
- Dat heb jij goed gezien. • Voor wie schrijf je het?
- Voor jou natuurlijk! Iedere keer als ik eraan werk, kom jij even spoken. Zullen we dat afspreken?
• Ja!
- Maar luister, het is de hoogste tijd.
• Kom je me nog even instoppen? En lees je me dan voor uit het boek? Pleasepleaseplease.
- Vooruit, één hoofdstukje. Waarin het meisje en het spookje elkaar leren kennen.
• Morgen ook een hoofdstukje?
- Net zo vaak als jij komt spoken. Tot je niet meer bang bent in het donker.
• Maar…
- Maar? Waarom kijk je nu weer sip?
• …misschien besta ik zelf wel helemaal n…
- Doe niet zo gek! Natuurlijk wel! Als wij dat willen!
• *geeuwt een glimlach en steekt armpjes uit*