Dat ging zingen

Het was tijdens Pandora’s Music Box, een new wave popfestival in 1983, dat ik hem voor het eerst trof. In een achterafzaal in de Doelen, om een uur of twee ’s nachts. Ik had een dozijn ijdeltuitbandje afgewerkt en iedere hoop opgegeven nog iets met kloten te zullen horen. Tot ik de zaaldeur opende. En omvergeblazen werd door een geluidsmuur. Een deinende menigte brulde uit volle borst ‘OLALALAAA!!’ mee met een zanger die, gekleed in driedelig doorzweet Waterloopleinpak, zijn hart uit zijn longen stond te zingen, de microfoonstandaard heen en weer zwiepend als een white trash James Brown. A live one, middenin de impotente jaren tachtig.

Sinds die avond heb ik Arno Hintjens en zijn TC Matic gevolgd. Ieder optreden gaf ie een performance weg alsof zijn leven ervan afhing. Dat hij zo voor zijn show leefde kwam niet alleen doordat ie verslaafd was aan adrenaline. Hij kon ook echt niet zingen. Studio viel ie door de mand met zijn afgeknepen, nasale stem; in interviews zei hij zich dood te schamen voor eigen keeltje. Sterker, hem was regelmatig geld geboden om in godsnaam zijn bek te houden. Een zanger die noodzakelijkerwijs performer was geworden.

De te meer reden voor mij om Arno tot role model te maken. Ik was namelijk ook bezig met een bandje en kon net zo slecht zingen als hij. Succes is een keuze! Ik leerde mezelf zwiepen met een microfoonstandaard en jatte zijn gypsy chic look (behalve als ik naar een concert van TC Matic ging uiteraard, want wilde niet versleten worden voor ordinaire fan). Nu nog beroemd worden.

Want Arno was de darling van de media. Met zijn vermoorde onschuld en meedogenloze stotter wist ie iedere talkshow host in te pakken. Dat zou ook mijn forte worden, interviews geven! Toch leek er een uitgekookte strateeg te schuilen achter deze rock ’n roll clochard. Hintjens was ontzettend ambitieus. Zozeer dat ie zijn TC Matic liet vallen, solo verder ging. Waarop de muziek steeds minder muur werd en steeds meer levenslied. En Arno steeds minder ging luchtneuken en steeds meer probeerde te zingen. Zelfs prestigieuze prijzen won. Schrijnend, zo’n teloorgang.

Inmiddels is Arno alweer heel wat jaartjes role model áf. Ik heb hem gedumpt toen ik ophield met mijn eigen bandje. Gestopt op het hoogtepunt van mijn roem (1995, 31 man publiek, waarvan 28 gegijzelde vrienden) omdat ik mijn stem niet zuiver kon krijgen. Althans, dat is de officiële versie. Eigenlijk was ik bang zo te eindigen als mijn idool, anno 2015 een pensioengerechtigde barkrukzanger met pens en onderkin die de Tom Waits onder de Jacques Brels uithangt (niets zo genant als authenticiteit!). Maar soms, als ik een slok op heb, dan mag ik weer even. Dan doe ik de gordijnen dicht, trek ik mijn driedelig Waterlooplein aan, haal ik de ondergestofte microfoonstandaard uit de kast, zet ik mijn koptelefoon op, klik ik een TC Matic-hit aan, en word ik het ergste podiumbeest dat er tussen de schuifdeuren heeft huisgehouden. O la la la! Het podiumbeest
Foto: Danny Willems, Arno Hintjens te Montmartre, 1987