Het proefdier
© Coef Hannik, zomer 1966

Ik houd van strenge vorst. Niet omdat ik iets met Elfstedentochten, après ski of Glühwein heb, maar omdat ik bij de huidige temperatuur normaal lijk. Omdat het dragen van twee truien even legitiem is. En iedereen zich een kelderbaby voelt.

Volgens de Medische Encyclopedie uit 1959 – de door mij geheel herziene editie – bestaan er twee uitersten op het gebied van baby’s: de smoorbaby en de kelderbaby. De smoorbaby heeft van zijn moeder te veel warmte gekregen. De liefde was overdadig, verstikkend zelfs. Eenmaal volwassen krijgt deze persoon het snel benauwd. Hij slaapt ’s winters met het raam open, is verslaafd aan outdoor actie, gaat vaak vreemd en heeft een drang om carrière te maken.

De kelderbaby is een resusaapje. Dit kind heeft zo weinig knuffels van moeder gekregen dat er een chronische, emotionele onderkoeling is ontstaan. Eenmaal volgroeid is deze persoon immer op zoek naar een vaste relatie, maar wantrouwt hij de liefde evenzeer. Hij draagt te warme kleding en slaapt onder te veel dekens, omdat die hem de illusie van koestering bieden. In de maatschappij stelt hij zich liefst verdekt op, tot de IJsstorm des Levens is uitgeraasd.

Als ik zie hoe uitgebreid mijn moeder mijn jeugd heeft vastgelegd, moet ik haast wel een smoorbaby zijn geweest. Honderden dia’s, foto’s en beschrijvingen heeft ze me nagelaten. In tegenstelling tot veel Facebookvrienden, die nauwelijks materiaal van hun jeugd rest omdat hun ouders niet op het idee kwamen of niet creatief waren. Ik ben verwend! Dus waarom heb ik dan twee truien aan?

The devil is in the detail. De dagboeken die mijn moeder bijhield van mijn kindertijd zijn minutieuze, welhaast uitputtende beschrijvingen van elk scheetje dat ik liet. Ze lezen als het logboek van een antropoloog. Niet verwonderlijk. Ze was werkzaam geweest als laborante en blonk uit in toewijding en precisie. Op papier lijkt ze een betrokken moeder. Maar een knuffel kan ik mij niet herinneren. Niet één. Alsof ik voor haar een pedagogisch proefdier was.

Allez, we gaan geen drama maken. Met de jaren heb ik geleerd om begripvol naar mijn ouders te kijken. Hoe strenger het vriest, hoe milder mijn blik. Ze probeerden ook maar wat. Misschien was mijn moeders documentatiedrang een poging om haar gemankeerde liefde te uiten, was ze zich onbewust bewust van haar tekortschieten als ouder en waren die babyboeken de enige optie om haar kroost iets te bieden. Haar manier van smoren. Toch?

Rest de vraag of ik een afstandelijke ouder zou zijn geweest. Een keldervader. Want als ik een verhaal schrijf waarmee ik lezers probeer te raken, moet ik een methodische, bijna kille werkwijze hanteren, die toewijding en precisie vereisen. Anders gezegd: om u wat te laten voelen moet ik te werk gaan als een taallaborant.

Maar voordat u zich nu een proefdier waant, als mijn verhalen en mijn moeders foto’s u iets doen, en ik me bij iedere reactie even een smoorbaby voel, dan is haar gemankeerde liefde toch goed terechtgekomen? Alsof ik een draai heb weten te geven aan de genetische vervloeking. Maar of ik haar dankbaar moet zijn… Allez, we gaan geen therapie doen. Wees blij dat ik een van mijn truien uittrek.