De foto is niet de ingelijste kiek, maar gemaakt op mijn vaders 80ste verjaardag, enkele maanden voor zijn dood. Vader & zoon voor een laatste maal vereeuwigd. Broodnuchter nu.

Toen ik in 1980 21 jaar oud werd, besloot ik een groot feest te geven. Ik woonde op kamers en had daar te weinig ruimte voor mijn vriendenkring, dus ik vroeg aan mijn vader of ik het ouderlijk huis mocht gebruiken. Hij stemde toe. Daar zou ik spijt van krijgen.

Want ik vond het maar vreemd om hem te zien aanpappen met mijn vrienden. Hij kletste met iedereen, maakte grappen met Jan en alleman. Alsof mijn vrienden zíjn vrienden waren geworden. Erger, mij bekroop het gevoel dat zij hem leuker vonden dan mij. Oud zeer?

De eerste jaren op het lyceum had ik geen echte vrienden. Mijn klasgenootjes vond ik cynisch. Zij zullen mij ongetwijfeld een sukkel gevonden hebben, een wannabe die zich populairder voordeed dan ie was. Mijn isolement werd versterkt door het gemis aan role model. Bij ons thuis kwamen er zelden of nooit vrienden van mijn vader over de vloer. Dat had alles te maken met mijn moeder, die gruwde van gasten. Iedere vrije minuut zat mijn vader met zijn neus in pocketboekjes, terwijl ik hetzelfde deed met mijn strips. Van praten kwam het niet. Overigens zonder dat er pijnlijke stiltes vielen.

Pas in de tweede helft van de jaren ’70 kreeg ik vrienden op school. Veelal gozers uit een gebroken gezin, gezegend met hart en humor. Menschen! Bovendien ontdekte ik dat alcohol mij vreselijk ad rem maakte. Een tovermiddel! Ik voelde me bijna zo populair als dat ik mij voordeed. In die jaren ging ook mijn vader drinken. Zijn motivatie was anders. Hij wilde stoom afblazen. Zijn huwelijk stond onder spanning. Na een zelfmoordpoging werd mijn moeder langdurig opgenomen.

Met zijn vrouw uit het zicht bloeide mijn vader zichtbaar op. Onze voorheen hermetisch gesloten vesting transformeerde in een open huis. Vrienden van de kinderen werden verwelkomd in plaats van geweerd. Happy hour! Mijn vader draaide Top 40 en deelde sigaretten en sherry uit. Mijn vrienden vonden hem een gangmaker. Ik keek met lede ogen toe. Want praten deden we nog steeds niet. Terwijl onze stiltes overschreeuwd werden.

Eenmaal het huis uit vond ik een thuis in de kroeg. Hier kon ik mijn alter ego – een gangmaker – helemaal uitrollen. Ik kreeg een grote vriendenkring en werd net zo populair als dat ik mij voordeed. Intussen was mijn vader gescheiden van mijn moeder. Hij hertrouwde met een vrouw die ook van borrelen hield. Er kwam veel volk bij hen over de vloer.

De weinige keren dat ik bij mijn vader aanbelde, werd ik vorstelijk onthaald op Engelse sigaretten en Sauvignon blanc. Gegarandeerd gezellig werd het dan. Alsof we, door met drank onze joviale alter ego’s aan te roepen, eindelijk konden praten. Op zo’n avond is er een foto van ons gemaakt. Die liet mijn vader inlijsten. Als bewijs van onze band, zo leek het. Alsof ik een vriend van hem was geworden, zoals mijn vrienden dat werden op dat feestje in 1980.

Het kwam door die ingelijste foto dat bij mij de munt viel. Dat onze band bezoedeld werd door ons tovermiddel. Dat we door drank misschien lekker tetterden en schaterden, maar nog steeds geen echt contact maakten. Ik wist nu ook dat we geen vrienden konden worden omdat we al vader & zoon waren. Last but not least: ik miste onze nuchtere versies; híj met zijn neus in een pocketboekje, ík met de mijne in een stripboek. Sommige woorden hoeven niet uitgesproken te worden – die koester je in een vanzelfsprekend zwijgen.

NB! De foto is niet de ingelijste kiek, maar gemaakt op mijn vaders 80ste verjaardag, enkele maanden voor zijn dood. Vader & zoon voor een laatste maal vereeuwigd. Broodnuchter nu.