Je moet het wel willen zien

Er bestaan twee soorten mensen: sterfelijken en onsterfelijken. De eerste categorie bestaat uit mensen die de zekerheid hebben dat hun leven eindig is. Hetzij omdat ze gehoord hebben dat ze aan een ongeneeslijke ziekte lijden, hetzij omdat ze concrete zelfmoordplannen hebben gemaakt, hetzij omdat hun executie wacht. Sterfelijken leven bij uitstek in het nu, zijn doordrongen van het aardse. Ze staan fundamenteel anders in het leven dan onsterfelijken.

Tot die laatste categorie reken ik mijzelf. Natuurlijk ik ga ooit dood, maar er is nog geen uiterste houdbaarheidsdatum voor mij vastgesteld. En misschien gaat dat ook nooit gebeuren. Daarom kan ik – onbewust – in de waan leven dat er geen einde komt aan dat leven. Immers, er is een wezenlijk verschil tussen wéten dat je sterfelijk bent en dat daadwerkelijk beséffen. Onsterfelijken leven in een voortdurende staat van ontkenning.

Aan mijn ontkenning wordt getornd. Naarmate ik ouder word zie ik in mijn omgeving steeds vaker onsterfelijken sterfelijk worden. Meest door ziekte. Als ik met hen praat betrap ik me erop hun Het Geheim te willen ontfutselen: ‘hoe het leven meer te waarderen’. Want dat lijken sterfelijken te doen, juist door dat slechtnieuwsgesprek. Terwijl ik het te weinig doe, misschien omdat er nooit sprake is geweest van een gesprek waarbij ik wilde luisteren.

Maar op Facebook barst het van de onsterfelijken die de dag plukken als sterfelijken. Romantische etentjes, doe-vakanties, familiefuifjes, vlammende pamfletten, gouwe ouwen, liefhebbende ouders en therapeutische wandelingen. Al scrollend passeert er een maalstroom van levenslust aan me, een stroomversnelling van hoogtepunten waar ik als watertrappelaar in dreig te verzuipen. Zouden zij Het Geheim hebben achterhaald? Of door God zijn ingehuurd om het leven te promoten nu zijn evenbeeld zoveel gebreken vertoont? Facebook is als de website van een levensverzekeringsmaatschappij.

Misschien voel ik me er daarom niet altijd op thuis. Alsof ik anders in het leven sta dan de meeste onsterfelijken. Is ook wel zo. Ik voel me bij weinig mensen echt op mijn gemak. Word zelden verliefd. Vind vakanties tijdverspilling. Tijdens etentjes verlang ik naar de kroeg. Gouwe ouwen kan ik niet aanhoren omdat gruw van herhaling. En ouders verblog ik liever dan dat ik hen inlijst. Ik ben een moeilijke man. Maar mijn kritische blik maakt me allerminst blind voor de wonderen des levens. Je moet alleen willen zien waar ik naar kijk.

Ik vind schoonheid op plekken die anderen liefst mijden. Op een metrostation waar een jongere opgaat in een roman, omringd door pendelaars die hun contactverslaving met foons voeden. In mijn afbraakwijk, waar een straatterroristje zijn scooter piepend afremt om me een compliment te geven voor mijn ‘filosofische’ baard. Op het schreeuwerige YouTube waar ik geroerd word door een obscure song over desillusie. In mijn moeders stinkende nalatenschap, waaruit ik de schoonste kunst weet te peuren. In de gietregen van Holendrecht, waar een conductrice met engelengeduld een vleugellamme duif voert. Parels met een rouwrandje.

Wees gerust, ik zal deze sentimenten niet in de maalstroom van Facebook werpen. Het algoritme ontdekt mijn plekjes liever niet. Wel hoop ik dat de momenten nog eens langskomen in mijn achterhoofd. Bij voorkeur vóór mijn sterfbed, liefst nog voordat ik Mijn Datum te horen krijg. Want, sterfelijk of onsterfelijk, ik wil fundamenteel hetzelfde in het leven blijven staan: magie spottend op plekken waar anderen er geen gat meer in zien.

Meer ontkenning op www.reinhannik.nl