Kerstcruise

In Utrecht woon ik vierhoog vóór aan een kanaal. Dat is het drukst bevaren water ter wereld. Dagelijks passeren er talloze rijnaken. Soms ook cruiseschepen, afgeladen met ouderen en hun nooit uitgekomen dromen. Zoals de ‘Spirit of the Rhine’. Met zijn eindeloze reeks ramen lijkt de Geest een drijvende verzorgingsflat. Als ik door mijn verrekijker naar de stuurhut kijk, tref ik daar een kapitein met opvallend grimmige blik; alsof hij koers zet naar een ijsberg, om een einde te maken aan de zielloze vaart. Ik wacht af met het geduld van een ramptoerist.

Als gastheer voel ik mij ongemakkelijk. De enkele keer dat ik vrienden uitnodig in mijn penthouse zijn die lyrisch over het uitzicht: ‘Man, je woont op een A-locatie!’ Toch kijk ik met gemengde gevoelens naar het panorama. Het confronteert mij met zwarte tijden in geboortestad Rotterdam. Die herinnering is niet zozeer aan een gebeurtenis, als wel aan een stemming. Om met dat verleden in het reine te komen, dwing ik mijzelf de plek des onheils op te zoeken. Liefst met kerst. Kan ik de laatste restjes nostalgisch sentiment de kop in drukken.

In Rotterdam aangekomen klap ik mijn vouwfiets open. Behoedzaam manoeuvreer ik door het hectische verkeer naar de bewuste locatie. Dat is niet mijn ouderlijk huis op de Heemraadssingel, waar toch legio pijnlijke herinneringen liggen. Het is evenmin het lyceum op de Pieter de Hoochstraat, waar ik nog steeds koude rillingen van krijg. Het is mijn kamertje op de Mathenesserdijk tegenover de Mathenesserbrug. Ik woonde daar in 1979. Een verloren jaar, maar wel een waarin de prozadichter-in-mij is ontkiemd. Tegen wil en dank.

De kamer is vierhoog vóór en biedt een panoramisch uitzicht op de Schie. De brug staat vaak open voor passerende aken. Een enkele keer wringt zich een cruiseschip tussen de pijlers door. Toentertijd zat ik hele dagen voor het raam, turend door mijn verrekijker naar de mensen op straat. Naar de sjokkende shoppers met tassen vol troost. Naar het verkeer dat ongeduldig voor de open brug stond te gassen. Naar de schepen die hun vracht van A naar B brachten en van B naar A. Naar het leven dat aan mij voorbijging. Voor zover mogelijk, want in 1979 lag de Schie vol ijsschotsen. De zwaarste winter in 50 jaar! Gevoelsmatig was het zo koud als het heden waarin niet gestookt mag worden. Een mensvijandig universum.

Ik was op kamers gaan wonen omdat ik mijn atheneum op zak had. Wat ik met dat diploma aan moest wist ik niet. Soms werkte ik in een fabriek, soms trok ik een uitkering. De hospita woonde twee verdiepingen onder mij en meed ik zoveel mogelijk. Een tv-aansluiting was er niet. Telefoon evenmin. Ik luisterde naar de radio of las boeken van de bieb. Bovenal zat ik voor het raam, wachtend op een wonder. Of was het een ramp? De enkele keer dat ik vrienden over de vloer kreeg complimenteerden zij me met het uitzicht. Ik was opgelucht als ze weer vertrokken waren. Eenzaamheid heeft niet alleen een ontmenselijkend effect, het is ook verslavend. Alsof je slechts in afzondering tot de ziel kunt komen. Juist met kerst.

Anno 2022 is de Mathenesserbrug gerenoveerd. Het pand niet. Van een afstand lijkt de kamer onveranderd. Ik stel me verdekt op achter een lantaarnpaal, pak de verrekijker en tuur naar het raam. Kennelijk in de verwachting dat mijn 20-jarige versie hier zal verschijnen. Eveneens met verrekijker, maar ook met grimmige blik: alsof hij wacht op een calamiteit die zijn leven zal kenteren. Helaas. De Geest van mijn Jeugd komt niet tot mij. Na een uur gluren heb ik genoeg gehuiverd. Ik pak mijn fietsje en keer terug naar de A-locatie te Utrecht. Ruim op tijd om de passerende ‘Spirit of the Rhine’ te spotten, afgeladen met nooit uitgekomen dromen.