‘Merk?’ De agent van Bureau Paardeveld zwiept de slede van zijn typemachine bruusk naar rechts, als een celdeur die over kogellagers wordt dichtgesmeten. Er zitten kringen onder zijn ogen en zijn schedelhaar heeft decennia geleden de handdoek in de ring geworpen. Deze diender is toe aan zijn pensioen – als ie dat al haalt.
‘Een Ba…Ba… Batavus, agent.’ Een Bababa. Damn. Ik had me nog zó voorgenomen om resoluut over te komen. Stotteren, da’s een opmaat voor bekennen. Terwijl ik toch een geboren ouwehoer ben. Een colporteur met een gestolen stofzuiger.
De agent neemt een haal van zijn shagje. Er zitten resten Brinta in zijn grijze baard. De kerstboom achter hem is bruin uitgeslagen en mist een piek. ‘Type?’ vraagt hij monotoon.
Ik ga netjes rechtop zitten en duw mijn lange haren achter mijn oren. ‘Het is een eh… racefiets. Met 12 versnellingen.’ 12 versnellingen. Alsof het die man ene moer kan schelen hoeveel tandwielen ik aan mijn broek heb hangen. Het is voor aangifte diefstal, niet voor een advertentie in het sufferdje.
De agent smijt de slede van de Olympia weer naar rechts en draait aan de rol. Boven zijn bureau, tussen ons, hangt een Gestapolamp meedogenloos te schijnen als de Ster van Bethlehem. Ik raak gebiologeerd door de wallen onder zijn ogen. Het zijn van die zwarte kringen die ontstaan als je te veel zuipt of een hartinfarct krijgt. Terwijl ik toch degene ben met de kater en de hartkloppingen. Om maar te zwijgen van het zweet op mijn voorhoofd. Geen leugendetector nodig! En dat allemaal voor een paar honderd gulden, omdat ik zo nodig een kerstcadeautje van mezelf wil krijgen. Een Scrooge zonder centen ben ik.
‘Locatie?’ De agent kijkt me aan alsof hij me op een verspreking wil betrappen. Hij neemt een laatste trek van zijn peuk en drukt hem uit in de overvolle asbak. Het kantoortje staat blauw van de rook. Aan de muren hangen mugshots van gezochte criminelen die me door het engelenhaar aanstaren. Omerta!
‘Locatie?’ herhaal ik.
‘Van de diefstal.’
‘Eh… onder Hoog Catharijne. U weet wel waar die junkies…’
Terwijl ik begin uit te wijden over de meest fietsdiefstalgevoelige plek ter wereld, leunt de agent verveeld achterover in zijn bureaustoel en draait ie een nieuw shagje. Eenmaal gerold scheurt hij de overbodige plukjes eraf alsof ze mijn schedelhaar zijn. Als zijn aansteker weigert, bied ik hem mijn lucifers aan. Hij accepteert ze met een grom en steekt de peuk op.
‘Stond de fiets op slot?’
Wat een vraag. Natuurlijk stond ie op slot. Waarom zou ik hem NIET op slot zetten? Om hem zelf te stelen zeker. Politiemannen, die ruiken een leugen op afstand, die verhoren dagelijks huurmoordenaars. Fraudeurtjes hebben ze for breakfast, vooral als die met lucifers in het gevlei willen komen.
‘Jazeker. Met een ketting aan een lantaarnpaal.’ Een lantaarnpaal!? Er staan helemaal geen lantaarnpalen onder Hoog Catharijne. Dat weet ik zo goed omdat ik de plaats delict hebt bezocht om me in te leven in die zogenaamde fietsendief. Method acting versus improvisatie.
De agent zucht alsof hij niets van mijn verhaal gelooft. Er valt sigarettenas in de Olympia. Het shagje in zijn mond is vochtig geworden. In plaats van het luciferdoosje terug te geven, begint hij ermee te spelen
‘Tijdslot?’
‘Nee, kettingslot.’
Weer een zucht. ‘Hoe laat.’ Zijn ogen priemen me aan door de rook. Hij heeft me in een target lock.
‘Tussen half 10 en 12 uur ’s avonds. Ik zat in bioscoop Catharijne voor RoboCop, u weet wel die film over…’ Alsof die man wil horen welke film ik gezien heb. Hij wil me onder de Gestapolamp zetten en met een telefoonboek bewerken.
Zonder verdere vragen te stellen typt hij door. Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd. Probeer mijn ademhaling onder controle te krijgen. Het leek zo makkelijk, de verzekering tillen. Is het ook. Tenzij je een allesbekenner bent, een compulsief biechter, zo’n smokkelaar die zich bij de douane aangeeft om maar van de stress verlost te zijn. Waarom sta ik niet in de kerk te zingen, zoals normale stervelingen dat doen? Ik wil tot de Heer komen g*dverd*mme!
De agent trekt de formulieren-met-carbonnetjes uit de Olympia en schuift het geheel naar me toe. ‘Als u hier nog even uw handtekening zet, dan zijn we klaar.’ Er speelt iets wat door zou kunnen gaan voor een glimlach om zijn nicotinekleurige lippen. Dan knijpt Santa-from-Hell langzaam maar zeker mijn doosje lucifers in elkaar. Ho ho ho!
Ik doe reflexmatig de benen over elkaar. Staar naar zijn zwart omrande ogen. Naar het kapot gesabbelde shagje. Naar de kaalslag op zijn schedel. Ik voel hoe mijn pols de 130 aantikt, ruik hoe mijn oksels naar kattenpis stinken. Doe een poging het formulier te scannen naar de kleine lettertjes die mij op kerstavond in de Bijlmer Bajes doen belanden – op zo’n afdeling met zware jongens die mij al te graag met hun piek visiteren. Dan kijk ik weer op.
‘Kunt u een geheim bewaren?’
Kerstgedachten
- Categorie: Blog
