In het insectenhotel

Bij mij aan de overkant van het kanaal was het ooit pais & vree. De A2 lag er gemoedelijk te ronken met haar onuitputtelijke modderstroom aan koekblikken die mij met hun fijnstoffen en uitlaatgeruis iedere avond in slaap wiegden. Geluk zit hem in kleine dingen! Helaas is er enkele jaren geleden een gemeenteraadslid op het onzalige idee gekomen om dit stukje snelweg ondergronds te maken, opdat de gruwelijk mislukte vinexwijk Leische Rijn erachter aansluiting kan vinden op de bruisende Domstad. Amaï! dacht ik, het is gebeurd met mijn woongenot!

En zo geschiedde. De A2 werd hier een paar honderd meter vertunneld waarna een colonne van kiepwagens er duizenden en duizenden kubieke meter aan hondenpoep op stortte, dat vervolgens met heipalen werd aangestampt. Jaren aan geluidsoverlast veroorzaakte deze nijverheid, maar dan heb je ook wat: in de poepheuvel wortelt nu het Prins Willem Alexanderpark, terwijl aan de voet ervan tweeverdienerswijk Leeuwensteyn zal verrijzen, met uitzicht op het kanaal – én op mijn doortochtflatje. Zelden was onbetaalbaar geluk zó binnen handbereik.

Nu wil het feit dat ik bijna dagelijks een binnensmonds vloekende zenwandeling door het park maak. In de eerste plaats om te checken wat voor mogelijke verstoringen ze er bouwen. Zo vrees ik voor een openluchttheater met The Voice of Leidsche Rijn of een voetbalveld vol juichende hooligans. Immers, de top van de heuvel zit op dezelfde hoogte als mijn penthouse en het kanaal werkt als een echobak. En voordat u me voor zeurkous verslijt: onze buurt wordt al jaren geteisterd door twaalf uur durende dancefestivals waarbij we letterlijk van onze balkonnetjes gedreund worden. Dus tel uit mijn oordoppen de komende jaren.

Ik wandel echter ook graag door het park omdat het nog ongerepte natuur is. Tussen de bulldozers en heimachines door kun je over een echte fazant struikelen of glijd je uit over een koppel parende vuursalamanders. Helaas ben ik ook op signalen van oprukkende vooruitgang gestuit: een hut met bordjes. Zo op het eerste gezicht lijkt het chalet bestemd voor een parkwachter die zich hier tijdens de lunch kan terugtrekken met boterhammetjes en pornoblaadjes, maar niets is minder waar. Volgens aanwijzingen hoort het bij een ‘insectenhotel’. Say what? Het staat er echt. Een hotel voor onze geleedpotige vrienden, die blijkbaar tot rust moeten komen na hun voetreis uit Leidsche Rijn. Probeer dat maar eens uit te leggen aan een expat.

Toch zie ik ook in deze vermutsing weer een uitdaging. Zo ben ik van plan op internet wat Chinese insecteneieren te bestellen en ga ik alle kamers van het hotel reserveren. Nog deze zomer zullen er duizenden van mijn reuzenhorzels (Vespa mandarinia hanniki) er hun koffer uitpakken om, op zo’n lome avond dat het Prins Bier Festival de geluidsbarrière wil doorbreken, de Leeuwensteyners en masse het kanaal in te drijven, terwijl ik aan gene zijde op mijn balkonnetje onder een bloedrode zonsondergang zit in te indommelen. Soms schuilt geluk in heel veel kleine dingen.