‘WAARSCHUWING’ staat er boven het schoolrapport vermeld. ‘Dat een meisje van Coefs leeftijd dit eenvoudige Fransch niet zou kunnen bijhouden, lijkt mij zeer onwaarschijnlijk. Heeft zij het soms te druk met andere vakken?’ Het was 29 april 1947. Niet veel later zou Coef op de kunstacademie worden toegelaten.
Toen mijn moeder deze onvoldoende van juf Nanninga kreeg was ze amper 16 jaar, waarvan één in Nederland. In Indië was haar vader gesneuveld. Zelf was ze jarenlang in een Jappenkamp opgesloten, vernederd, bedreigd, uitgehongerd en bijna bezweken aan malaria, om na afloop nog eens belaagd te worden door nationalisten. De scholiere had meer meegemaakt dan haar leerkrachten tezamen. Maar haar ‘Fransch’ was onvoldoende.
Ondanks het leeftijdsverschil met haar klasgenootjes zou Coef die zomer meegaan op schoolreis naar een jeugdherberg. Lekker wandelen in de bossen! Volgens haar brieven voelde ze zich er niet senang. Terwijl anderen genoten van de puzzeltocht, verlangde zij naar Indisch oerwoud, op de slaapzaal dacht ze aan het overvolle Jappenkamp. Enige lichtpuntje was het perspectief van de academie. Schilderen om het universum hanteerbaar te maken.
Toen ik research deed voor Coefs biografie leerde ik mijn onmogelijke moeder goed kennen. Mede door haar traumatische jeugd kreeg ik steeds meer begrip voor haar – meer dan juf Nanninga kon opbrengen. Ik besloot dat de biografie geen ordinair wraakschrift mocht worden. De beschrijving van míjn jeugd met haar als agressieve, paranoïde ouder moest voor zich spreken. Liever schilderen met woorden, dan gooien met modder. Daarbij, ik wilde de lezer slechts begeleiden op weg naar haar waanzin. Gids zijn in een labyrint zonder uitgang.
Dat klinkt poëtisch. Volwassen. Uitgebalanceerd. Maar dan die foto. Die is gemaakt tijdens Coefs schoolvakantie. Een uitsnede van een groepsfoto met normale kinderen. Ik schrok me wild toen ik haar spotte. Ze lijkt een schim, een zombie. Het beeld confronteerde me weer eens met de vraag hoe ver de appel van de boom is gevallen.
Want Coefs woedende waanzin hangt boven mij als een cumulus vol bliksem. Nog steeds, na al die jaren. Alsof ik blog in het oog van haar orkaan. Opvoeding of genen? Belangrijker is dat je het niet merkt als je me ontmoet, dan tref je het enthousiaste joch van ooit. Maar als ik een wandeling maak moet ik meditatief op zinnen kauwen om mijn gedachten niet te laten overschreeuwen door vogeltjes. GENIETEN GODVERDOMME! Typen om het universum hanteerbaar te maken.
Daarom heb ik mijn moeder tot subject gemaakt. Tot een wezen dat je bestudeert. Eerst was ze een heks die me sloeg en uitschold, daarna werd ze een schim die door mijn achterhoofd spookte. Na haar dood maakte ik haar tot antiheldin in mijn debuut. Een wraak zo zoet dat ie naar lof proeft. Waaronder weer een verlangen schuilgaat. Of is het herkenning?
Eigenlijk is haar blik op die foto wel zo natuurlijk. Coefs jeugd was haar ontnomen en nu moest ze scholiertje spelen? Mais non professeur Nanninga! Op de achtergrond hoor je vogeltjes schreeuwen. GENIETEN GODVERDOMME! In een leeftijdsloos universum zou ik Coefje uitnodigen voor een wandeling. Om samen het saaie Hollandse struweel en de vloekende vogels te negeren, en te bomen over creativiteit – of dat een kwestie is van ‘nature’ of ‘nurture’. Hand in hand, zodat we ons beiden even kind kunnen voelen.