Op Zuilen

Mijn buren maken 's nachts nog wel eens herrie. Ze schelden elkaar uit en hebben daarna luidruchtige goedmaakseks. Omdat mijn slaapkamer grenst aan die van hen en ik een licht slaper ben, heb ik besloten de kamer te isoleren. Dat pak ik, zoals de meeste zaken, veel te grondig aan. Zo maak ik gebruik van speciale schuimlagen en persplaten waarmee je normaal gesproken een drumcabine geluiddicht maakt. Mijn vrienden lachen me uit om mijn isolatiecel, maar mijn herriefobie heeft zijn gronden. Daarvoor moeten we terug naar begin deze eeuw, naar een eengezinswoning op Zuilen.

De Van der Pekstraat leek zo pittoresk toen ik er kwam wonen. Arbeiderswoninkjes met rode bakstenen, gehaakte vitrages en vrolijke begonia's. Perfect om een gezinnetje in te stichten of een hasjplantage in op te zetten. Alleen het huisje van mijn buurman detoneerde wat. Vergeeld oranje behang en een pick-up vol Eagles, zo viel me op toen ik een gluurblik wierp. Alsof de tijd er twintig jaar had stil gestaan.

Na de verhuizing belde ik aan om kennis te maken. Een broodmagere veertiger met rood slierthaar en diepliggende ogen deed open - het type dat in films met een bijl rondloopt. Hij gaf me een slap handje en nam me argwanend op. Ik stelde me voor en maakte een zenuwachtig grapje over verhuischaos. Hij zweeg in alle talen. Na een pijnlijke stilte vluchtte ik mijn huisje weer in.

Die eerste avond was het al raak. Ik was tussen de verhuisdozen ingedommeld toen ik opschrok van luid geschreeuw. ‘GA WÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉG!!’ klonk het dwars door de muur, ijzingwekkend, alsof iemand een ravijn in gesodemieterd werd. Móest de buurman zijn. Eerst probeerde ik mezelf wijs te maken dat hij misschien last had van een kat in zijn tuin. Maar het geschreeuw hield aan. De kreten varieerden van een simpele ‘VUILE FACSISTÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉN!!’ tot het wat meer bloemrijke "LAAT JE DOOR H*TLER IN JE R*ET N*UKÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉÉN!! Ik was naast een gek komen wonen.

Iedere nacht hield ie me uit mijn slaap. Brullen, dreigen, verwensen. Met deuren smijten. In oorlog met het universum was ie, en met mij in bijzonder. Nou ben ik wel wat gewend qua psychoten want opgevoed door een. Dus schakelde ik assertief de woningbouwvereniging in. En het RIAGG. En de wijkpolitie. Zamelde zelfs handtekeningen in van andere buren (voelt toch wat veiliger met zo’n lynch mob achter je). Maar gedwongen opname, dat kon maanden duren. Watertrappelen dus maar.

Een echt outgoing type was mijn buurman niet, maar onvermijdelijk kwam ik hem wel eens tegen. Op de Van der Pekstraat, sluipend richting super, met een macaber koffertje in de hand. Natuurlijk liet ik me niet kennen. Als we elkaar passeerden keek ik hem aan met mijn strakste Clint Eastwood. Hij blikte terug met een venijnige Freddy Krueger. Oscarwaardige momenten waren dat.

Dat de man knetterpsychotisch moest zijn was mij zonneklaar, maar het leek me verstandig om tastbare bewijzen te verzamelen voor de rechter. Dus toen ie op een avond in zijn tuin stond te schreeuwen haastte ik me ook naar buiten, cassetterecorder in aanslag, en stelde me verdekt op achter de door mij zelf getimmerde schutting. ‘KLOOTZÁÁÁÁÁÁÁÁÁÁÁÁÁÁÁK!!’ klonk het, mijn richting op. Ik drukte op ‘record’. Waarop het even stil viel. Toen klonk het op sinistere toon: ‘Je zit me te op te nemen, hè, VUILE CIA SPIÓÓÓÓÓÓÓÓÓÓÓÓÓÓÓN!!’ Helemaal lam schrok ik me. Hoe wist ie dat! Hij kon me toch niet zien! Zou hij een gaatje in de schutting geboord hebben!? Een camera hebben opgehangen!? Pas na een volle minuut viel de munt. Ik was paranoïde geworden van zijn paranoia. Nog even en ze konden mij ook afvoeren.

Het cassettebandje heb ik nooit hoeven laten horen. De wijkagent nam mijn klacht serieus. Hij ging bij de buurman langs en belde vijf minuten later weer bij mij aan. ‘Heeft u een apparaat waarmee u stemmen in andermans hoofd kunt stralen?’ vroeg hij met veelzeggende grijns. ‘Dat beweert uw buurman namelijk.’

Toch duurde het nog een enkele slapeloze maanden en talloze 112’s tot de ambulance kwam voorrijden. Gedwongen opname. Hij verzette zich hevig. Pepper spray. Handboeien. Opgelucht als ik was, kreeg ik toch ook medelijden. En niet alleen omdat de situatie me aan vroeger deed denken.

Ik heb hem opgezocht in het Pieter Baan Centrum. Schreeuwen deed ie niet meer dankzij de medicijnen, maar achter die oogballen vermoedde ik nog steeds een seriemoordenaar. ‘Ik heb zulke erge dingen meegemaakt in mijn jeugd,’ vertrouwde hij me toe met een blik alsof de mensheid bij hem in het krijt stond. Daar kon ik me alles bij voorstellen.

Een jaar later was ie overleden. Niet aan gekte, maar aan kanker. Van de wijkagent hoorde ik dat ze in zijn huis een koffer hadden aangetroffen. Met daarin een bijl. Had ie buurtkinderen mee bedreigd. Niemand had ooit aangifte gedaan.

Dus. Laat mij lekker m'n slaapkamertje dichtspijkeren. Dan kan mijn buurman zijn vriendin in stukken hakken zonder dat ik er wakker van word. Wel jammer dat ik nu ook de goedmaakseks moet missen. Of zal ik mijn cassetterecorder op het balkon zetten?

Paranoïde buren
De schrijver dezes die zijn afluisterapparatuur uittest, met op de achtergrond zijn voormalige schuur, niet te verwarren met zijn voormalige eengezinswoning...