Mijn vader is jaren geleden gestorven voordat we afscheid konden nemen. Erg close waren we niet. Integendeel, we kwamen van verschillende planeten. Maar de abrupte breuk vond ik pijnlijk. Graag had ik hem nog verteld wat ik fijn aan hem vond, en waar ik moeite mee heb gehad. Bij gebrek aan beter doe ik dat hier. Nu. Voordat ik sterfbedspijt krijg.
Laten we beginnen met wat mooie woorden. Ik hield van mijn vader omdat hij me de knuffels gaf die een kind nodig heeft om te kunnen slapen. Iedere zondagochtend zorgde hij voor een feestelijk ontbijt met in roomboter gebakken spiegeleieren. ’s Avonds schaterden we samen om Monty Python wat mijn kijk op het leven zou inkleuren. Hij bracht me common sense bij, waar ik zelf weinig aanleg voor had. Eenmaal hertrouwd en verhuisd heeft hij me altijd hartelijk ontvangen. In zijn laatste jaren zag ik trots in zijn blik – alsof hij toen begreep dat er iets in zijn onmogelijke zoon schuilde dat hij niet begreep, maar wel de moeite waard vond.
Er waren ook zat ‘knelpunten’. Ik had moeite met mijn vader omdat hij me nooit eens op sleeptouw nam, om te vissen of met buksen te schieten of zo. Ik was als de dood voor zijn agressie, zeker als die in drank gedrenkt was. Hij had er een handje van om te manipuleren met geld, betaalde me zelfs om me aan het huiswerk te zetten. Begrip voor mijn onrust, waardoor ik van de ene studie in het andere baantje belandde, kon hij niet opbrengen. Het moest allemaal zo degelijk gaan zoals hij had gedaan: studeren-werken-trouwen-werken-voortplanten-werken-sterven. En vooral: genieten. Maar zo zit ik niet in elkaar.
Dat is wat ik hem wilde laten weten. Makkelijker gezegd dan gedaan. En ik heb makkelijk praten, want zelf nooit een kind verwekt. Helaas niet. Geen zoon-van-een-andere-planeet op deze wereld gezet. Over die kinderloosheid mag ik mij graag beklagen, maar het is iets anders om daadwerkelijk verantwoording te nemen voor een opvoeding. Dan komen er als vanzelf barsten in het romantische plaatje van Papa Rein. Dus. Laten we mijn imaginaire zoon er eens bijhalen. Mag die mij op mijn sterfbed eens precies vertellen wat ik allemaal fout gedaan heb.
We beginnen weer met wat mooie woorden. Mijn denkbeeldige zoon houdt van me omdat ik hem als kind veel knuffels heb gegeven. Ik wist hem te enthousiasmeren voor films, muziek, fotografie en literatuur, een geestelijke rijkdom waar hij nu nog steeds op teert. We hadden samen de grootste lol als we Little Britain bekeken. Ik steunde hem bij zijn scheiding, ook bij de volgende en die daarop. Dat ik altijd lief tegen zijn moeder ben gebleven - ook toen het al lang uit was en als zij erg boos tegen me deed - levert mij bonuspunten op.
Nu de ‘verbeterpunten’. Mijn zoon heeft moeite gehad met mijn grillige natuur, en dan vooral met mijn driftbuien, al heb ik nooit een klap uitgedeeld. Hij vond het vreselijk dat ik van zijn moeder scheidde en altijd in de kroeg liep te flirten. Het meest neemt hij me kwalijk dat ik hem heb weggestuurd toen hij me het hardst nodig had, met zijn cokeverslaving. En waarom was ik niet wat trotser op zijn carrière en salaris! Waarom leefde ik als een armoezaaier? Waarom was ik altijd bezig met schrijven? Het leven draait toch niet om kunst alleen!
Tijdens ons laatste gesprek zal mijn droomzoon mijn hand vasthouden. Om er zachtjes in te knijpen, voordat de morfinespuit zijn werking doet. Zodat ik zonder sterfbedspijt weg kan drijven, op een luchtbed, zoals mijn vader dat gedaan heeft. Naar de Overkant. Of, wie weet, naar een Nieuw Leven. Om zelf de beste vader te worden die een zoon als ik zich kan wensen.
De dia van mijn vader is gemaakt door mijn moeder Coef in 1964 in Marina di Ravenna