Als ik mijn dagelijkse wandeling door de wijk maak, mag ik mij graag voorstaan op mijn beschaafde verschijning. Verzorgd, hulpvaardig, vriendelijk. Zou me niet verbazen als ik tot Burger van de Maand word uitgeroepen. Toch denk ik dat de buren over mij roddelen. Niet vanwege mijn uitstraling, maar omdat mijn appartement niet oogt zoals het hoort. Niet gezellig genoeg. Zeg maar gerust grimmig. Het ontsiert de rest van de flat.
Zo ontbreken de begonia’s op het balkon. Er hangt evenmin een waslijn met olijk gekleurde onderbroeken. De gordijnen zijn afdankertjes die ik gesloten houd om me te concentreren op schrijfsels. Er brandt licht op onchristelijke uren omdat ik voor dag en dauw opsta. Om de haverklap smijt ik het keukenraam open om poepduiven met een supersoaker te verjagen. En kwade tongen beweren dat er naargeestig gekrijs door de muren klinkt. Zou me niet verbazen als mijn hok Alcatraz wordt genoemd.
Een kwestie van tijd voordat de buurtregisseur, ingeseind door ‘bezorgde’ bewoners, bij mij aanklopt om te polsen hoe verward mijn beschaafde verschijning eigenlijk is. Waarom ik geen vrolijke slips aan de waslijn heb hangen. Wanneer ik de gordijnen eens opentrek. Of ik wel voldoende verbinding zoek met de overige flatbewoners. Ik zal hem zeggen dat ik niet aan huis ontvang.
Mijn smoes is dat ik midden in een opknapbeurt zit. Wat waar is. Wat ik verzwijg is dat die beurt al járen duurt. Toen ik hier kwam wonen ben ik halverwege het schilderwerk opgehouden. Geen fut meer na elf verhuizingen. Terwijl die beurt toch echt nodig was, want de vorige bewoners waren ook te vaak verhuisd. En je weet hoe zoiets gaat: als je het niet gelijk afmaakt, komt het er niet van. Drukdruk. De verfblikken hunkeren nu dagelijks naar een kwast. Ik wil het niet weten. Doortypen! klinkt het in mijn achterhoofd. Ik ben gevangene van mijn creativiteit geworden.
Maar de ware reden waarom ik geen indringers over de vloer wil is meer sinister van aard. De flat is met nestkastjes en klautertakken ingericht als volière voor de Vijfde Colonne. Ik kweek er halsbandparkieten. Deze exoten, die menig fluisterstil wandelpark hebben omgekrijst tot kromsnavelhel, zijn helemaal niet exotisch. Ze komen uit mijn flatje. De terrorist is home-bred! Waarmee mijn verbindingsoffensief een feit is. Want er huist een Professor Lupardi in deze Burger van de Maand.
Aanvankelijk bedoeld als geheim wapen tegen de poepduiven, hebben de parkieten de binnenplaats van mijn flat geannexeerd. Ik trommel ze op met een hondenfluitje en laat ze als een squadron Green Barons duikvluchten maken naar glurende buren, waarop de roddels verstommen. Rest de vraag of ik na deze verbinding die Manschaft ook kan africhten om de kwast ter klauw te nemen en mijn appartement met junglekeuren op te luisteren. Zodat Alcatraz eindelijk het warme nest kan worden dat ik er ooit van heb willen maken.
Op de foto enkele van mijn dapperste piloten die zojuist een wolkbreuk getrotseerd hebben om de buurtregisseur te belagen.