Midlife in Mokum met gebroken nekjes

Het was de rook die tussen de scheef gelegde plankenvloer opsteeg waardoor ik mijn eerste twijfels kreeg over de verhuizing. Toegegeven, het was slechts sigarettenrook. En misschien kwam het ook door de kater, want ik was de avond ervoor met vriend P. doorgezakt om de grote oversteek te verwerken. Maar even brak het zweet me uit. Was dit mijn zoveelste midlifeblunder?

Op zich leek het een rationele beslissing. Om, na jaren mopperen op de Domstad, naar een echte stad te verhuizen. Terug naar Rotterdam was geen optie want terug naar af, dus ik had voor Amsterdam gekozen om mijn creatieve, dynamische persoonlijkheid tot zijn recht te laten komen. Daar zou het gebeuren! Niet langer slap ouwehoeren met vrienden in de kroeg, live life to the maxxx!

Dat maxxx was ongeveer 29 m². Als kerkrat kun je namelijk alleen verhuizen als je je woning ruilt, en mijn eengezinswoninkje te Zuilen was geen geweldig ruilobject geweest. Dus ingestemd met deze honderd jaar oude pijpenla op de Wilhelminastaat te Oud West, boven een schimmelend Turks witgoedzaakje. Lage huur en vlakbij het centrum. Daarbij hadden de vorige bewoners – inclusief zuigeling – er met z’n drieën gewoond. Niet zeuren dus. Benauwend wonen hoort bij dynamisch leven.

De avond ervoor was ik zelfs lyrisch over de verhuizing. In het buurtcafé aan de overkant had ik gespard met vlotgebekte Amsterdammers en geflirt met een artistieke babe. Mooi was ze niet maar heur haar zat wellustig en ze had haar knie tegen de mijne gehouden - hét signaal dat een vrouw ongeremde seks met je wil. Nog belangrijker: ze zong in een bandje. Een creatieve, dynamische persoonlijkheid! En een soulmate, want ze nodigde me uit voor haar optreden op Koninginnedag. Dat was nog eens een warm welkom.

Maar dat was de night before. Nu vriend P. op de trein naar Utrecht was gestapt, zat ik eenzaam tussen de verhuisdozen in andermans sigarettenrook peentjes te zweten. Ik had een sociaal leven nodig. Maar hoe doe je dat, overnieuw beginnen? Ik maakte kennis met de bovenbuurvrouw, een studente zonder kont maar met passie voor tango. En met de onderbuurman, een expat die kettingrookte alsof zijn leven ervan afhing. Toen was ik wel door mijn socialisatie-opties heen, want geen man van salsalessen, leesclubs of filmdisputen. Mijn vrienden uit Utrecht en Rotterdam kwamen nog even langs om iets typisch Amsterdams te doen (Somalisch eten zonder bestek), maar toen werd het stil. En om in de kroeg aan de overkant te hangen, daar voelde ik weinig voor. Straks zou mijn zangeresje denken dat ik geen sociaal leven had! Wat me restte waren ruzietjes met de Turk van beneden die zijn rottende ijskasten in mijn portiek etaleerde.

Het voordeel van de Wilhelminastraat was wel dat er beautiful MTV-people woonden. En het voordeel van klein behuisd zijn is dat je al snel voor het raam zit. Urenlang kon ik kijken naar een buurvrouw die, ingesnoerd door claustrofobisch strak corduroy, urenlang haar Smartje stond te wassen. Soms voelde ik aandrang om mijn Harley van stal te halen en deze nonchalant naast haar koekblik te duwen om er dan zogenaamd aan te sleutelen, maar iets in me zei dat dat wel eens extreem uncool gevonden zou kunnen worden. Bovendien, ik had mijn zangeresje al. Maar wanneer zou dat dynamische leven nou beginnen?

Veel alleen thuiszitten op 29 m² maakt een mens gevoelig voor geluiden. En dan heb ik het niet over de bovenbuurvrouw met haar tangohakken of de zijburen die ’s nachts een klopboor in de honderd jaar oude muur zetten. Leven-en-laten-leven dacht ik dan, al kauwend op een strip Xanax. Nee, ik was gespitst op de oorspronkelijke bewoners. Op de natives die ’s nachts en masse door mijn meubelement heen knaagden. Honderden keutels trof ik aan. Leven en laten leven, da’s leuk zolang dat leven niet aan je knaagt.

Ik besloot advies in te winnen bij de plaatselijke dierenspeciaalzaak. De uitbater, een man met opvallend veel neushaar, raadde me af om de muizen levend te vangen. “Dan komen ze klem te zitten in het kooitje”, bezweerde hij me met zenuwtic onder rechteroog. “U wordt geteisterd door een plaag, dat noodt tot extreme maatregelen. Is ook beter voor die diertjes zelf.” Ik knikte aarzelend. Hij keek schichtig om zich heen en opende een lade. Op dat moment leek er een siddering door de dierenwinkel te gaan: de kanaries hielden op met kwetteren, de hamsters stopten in hun rad en de puppies lieten hun rubber kluif vallen. De uitbater haalde een doosje uit de lade. Op dat doosje stond ‘plakstrip’. “Probeert u deze maar eens”, zei hij, terwijl de tic zich over zijn hele gezicht verspreidde. “Nog nooit een klacht over gehad.”

‘Plakken’. Dat klonk redelijk onschuldig. Dan kon je de muizen daarna losweken en vrijlaten. Diezelfde avond dus twee strippen met pindakaas in de keuken geplaatst. Met rein geweten naar bed. Maar ik was nog niet ingedommeld of er weerklonk een hartverscheurend gepiep. Met lood in de sloffen trof ik twee vastgeplakte muizen. Eén netjes op zijn rug, de andere gewenteld in de lijm, kronkelend in doodsstrijd. Even aarzelde ik, toen vulde ik een emmer en duwde de tweede muis-met-strip onder water tot hij ophield met spartelen. Uren leek de executie te duren, duizenden twijfels schoten door mijn hoofd (‘kan ik niet beter lauw water nemen, dan is het verdrinken minder erg’). Maar bij een open schotwond deel je geen pleisters uit. De andere muis bleek nauwelijks gewond. De plakstrip op zijn rug heb ik zoveel mogelijk weggeknipt tot het formaat van een mini-schotelantenne, en hem bij de Chinese Muur losgelaten. De volgende dag 15 echte muizenvallen aangeschaft. Dodelijke. Vijftien nekjes zouden er breken. Een van de slachtoffers had een kale, schotelvormige plek in zijn vacht. En stonk naar tjap tjoy.

Enfin. Drie weken, talloze nekjes en een tweede midlife crisis later was het eindelijk Koninginnedag. Hét moment om een genocide achter je te laten en life to the maxxx te liven. Ik millimeterde mijn haar extra kort, floste mijn tanden voor de vierde keer en trok mijn stoerste casuals aan. Showtime.

Het café aan de overkant was afgeladen met vlotgebekte Amsterdammers. Dronken vlotgebekte Amsterdammers. Ze schreeuwden en lalden en grapten met zo een vet mogelijk Mokums accent. ‘t Kostte me wel een kwartier om een pilsje te bestellen – misschien omdat ik het een amsterdammertje noemde. Toen kwam ze op. Mijn zangeresje. Mijn soulmate. Heur haar nog wellustiger dan eerst. Wat voor songs zou ze zingen? Een eigen genre? Een kruising tussen fado en Billy Holiday, met spannende Arabische tegentonen? Iets met slam poetry en aria’s?

Niets van dat alles. Er weerklonk een Malle Babbe. Met veel te vette vibrato. En toen een Sammy die omhoog moest kijken. Toen een Manuela. Allemaal druipend van de ironie. De vlotgebekte Amsterdammers zongen en lachten uit volle borst mee. Ik sipte aan mijn pilsje, hunkerend naar een verstild leven.

Toen het eindelijk pauze was wurmde ik me door de massa naar het podiumpje. Tikte haar op de schouder. Ze keek om. Verbaasd. Ik murmelde iets onverstaanbaars over Billie Holiday. Ze glimlachte als iemand die bij god niet weet wie je bent maar beleefd wil zijn. ‘t Volgende moment was ze in gesprek met een vlotgebekte fan. Ik zette mijn halfvolle amsterdammertje op de bar. Knikte naar haar achterhoofd. Stapte de tent uit. En liep terug naar mijn negenentwintig vierkante meter, oranje grauw trotserend.

In de elf maanden die volgden heb ik me volledig op repatriëring gestort. Toen er eindelijk een geschikte kandidaat uit Utrecht langskwam verstopte ik mijn meubels op zolder, plaatste ik geurkaarsen en legde ik tapijttegels op de sigarettenrook. De pijpenla kreeg zoveel ruimtelijke sfeer dat ik er bijna zelf wilde wonen. Een boeddhistische tempel! Zelden zo creatief en dynamisch gevoeld.

Nog voordat het jaar om was kon ik over naar mijn huidige flat. Het is een moderne, uit de fifties. 100% beton, dus geen sigarettenrook. Bovenste etage, dus geen tangohakken. Zeer tochtig, dus geen muizen. Toen ik de ochtend na de verhuizing tussen de verhuisdozen zat uit te puffen, sijpelde het aroma van een naburige hennepplantage binnen. En wist ik dat ik mijn thuis gevonden had.

wilhelsmalhorcropklein450ve