Het kwam allemaal door Charles Bukowski. Die kon aanvankelijk ook niet van zijn schrijfsels leven. Daarom nam hij ’s avonds een baantje als postsorteerder. Ongeschoold werk dat hem behalve aambeien inspiratie zou opleveren voor zijn doorbraak, de roman Post Office.
Werd Bukowski roemrucht vanwege zijn liederlijke drankgebruik, ik bewonderde hem vanwege zijn sobere taalgebruik. Zelf was ik in de jaren ’90 een gesjeesde student die columns schreef voor een universiteitsblad. Dagenlang zat ik ze uit te benen. Het gezwoeg bracht me een cultstatus onder studenten, maar weinig geld. Er moest brood op de plank komen. En bij de PTT zouden veel mislukte intellectuelen werken. Het barstte er van de Bukowski’s!
De afdeling waarin ik terechtkwam verwerkte aangetekende post, expressen en waarden. Het was de PTT-in-het-klein, met vooral sjouwwerk. De Kooi werd ’t in de volksmond genoemd. Een onmiskenbaar alarmsignaal, maar ik kon geen nee zeggen tegen de uren: van 6 uur ’s avonds tot 2 uur ’s nachts. Parttime. Ideaal voor een wannabe writer. Bovendien werd ik niet op de vingers gekeken. Ik waande me een working class hero. Move over, Buk!
Dat het werk stompzinnig was, vond ik prima. Zo kreeg ik alle geestelijke ruimte om op mijn columns te kauwen. Wat de baan zwaar maakte was de muzak. De hele avond stonden er Arbeidsvitaminen op de achtergrond te galmen. Verder bleken mijn collega’s geen hoogopgeleide f*ck-ups, maar ongeschoolde postveteranen die flauwe grapjes maakten. Prima voor een vakantiejob, maar als je de 30 gepasseerd bent, je studies verklooid hebt en te traag typt voor een toekomst als broodschrijver, gaat zo’n Kooi al snel als een gevangenis voelen.
Vijf jaar heb ik me er staande weten te houden. Iedere dienst werd mijn eigendunk wat lager. Meest confronterend was het werkbezoek van een groep studenten. Deze managers-van-morgen, die never nooit zouden sjezen, staarden me aan met onverholen afgrijzen. Ik keek terug aan met mijn grimmigste heldenblik. Maar voelde me een loser.
Na die vijf jaar werd de Kooi onttakeld. De reorganisatie bleek een eufemisme voor degradatie, want nu moesten we elders gewone post verwerken. Ik werd op een kruk voor een sorteerkast gezet en geacht een noodtempo aan te houden, terwijl ik op de vingers gekeken werd door een Stasi. Net als Bukowski. Een kwestie van uren voordat de aambeien zouden toeslaan! De laatste avond heb ik de seconden afgeteld. Mij ziek gemeld. Ontslag gekregen.
Niet getreurd! Gemotiveerd door de ongeschoolde hel zou ik baantjes veroveren als copywriter en webredacteur. Ik werd broodschrijver. Maar de kantoortuinen bleken fnuikender dan de Kooi. Mijn hoogopgeleide collega’s maakten cynische grapjes, en ik werd geacht enthousiasme te faken terwijl me nul geestelijke ruimte restte om op schrijfsels te kauwen. Zelfs de muzak miste ik. Mij wederom ziek gemeld, nu opgebrand als loonsloof.
Niet getreurd! Ik kreeg zo eindelijk de kans om fulltime te werken aan blogs en boeken, zoals een roman over de lost years als arbeider. Nee, mijn doorbraak is Keukendrinkers niet geworden. Nog niet. Daarom koester ik wederom mijn status als cultschrijver, nu onder Facebooklezers. En Bukowski’s aambeien, die zijn me bespaard gebleven.