Blog
- Categorie: Blog
Het licht staat op rood. Mooi zo. Even bijkomen. Ontstressen. Ik zie mijzelf zitten, op mijn opoefiets, in mijn regenpak, omhuld door het zwart van de avond, belaagd door striemende regen. Ik baal dat ik niet eerder van huis ben gegaan. Terwijl ik weet dat ik de tijd moet nemen voor deze rit, met die ogen van me. Iedere week een halfuur trappen voor mijn filmavondje met vrienden. Op zich fijn, zo’n routine: een vanzelfsprekend wederzien met na afloop kletsen over de film. En vooral lachen om onszelf. Doen we al een jaar of twintig.
Maar vanavond kost de rit me moeite. Al dat regenwater, die voortdurende Beaufort 5, de duisternis, de verblindende koplampen, de opgevoerde e-bikes, de snijdende pizzakoeriers… Iedere keer als ik linksaf wil slaan moet ik stoppen omdat mijn linkeroog kaduuk is. Druppels op de brillenglazen hinderen de rest van mijn zicht. Daar hoor je nooit iemand over.
De laatste tijd bekruipt me een gevoel van kwetsbaarheid. Lang waande ik me een emotionele Panzerkreuzer, nu ik de 65 nader lijk ik een verregende patatduif die beschutting zoekt tegen de straatkat die hem onvermijdelijk te grazen zal nemen. Terwijl ik zó mijn best doe jong te blijven. Ik eet belachelijk gezond, kijk uit met roken & drinken, zit om de dag in de sportschool te zweten en maak dagelijks een debiliserende wandeling. Ik verdien de Body Positivity Bokaal! Zou mijn leven zich daarom vooral tussen de oren afspelen?
Misschien komt mijn stress ook doordat ik opzie tegen de film. Het lijkt wel of er voor iedere gesubsidieerde productie een lijst afgevinkt moet worden qua progressieve boodschap. Is de cast divers genoeg? Wordt er voldoende racisme in aangekaart? Migratie, krijgt dat een plek? Wordt het quotum girl bosses, sneue mannen en alfabetmensen gehaald? Hoe zit het met de gesmolten ijsberen? Gewoon een goed verhaal vertellen met overtuigende personages, da’s zó 1978.Niets mis met een boodschap zolang die subtiel wordt geïntegreerd. Maar inmiddels is The Message zó In Your Face dat ie de hoofdrol opeist. Toch is het filmhuis afgeladen met progressieve bejaarden. Die allemaal geëuthanaseerd moeten worden.
Het licht staat nog steeds op rood. Alsof het een hekel heeft aan mijn bleke smoel. Misschien moet ik weer gaan daten. Maar ik haat daten. Zó geforceerd. Lid worden van de club van het filmhuis dan? Beppen met progressieve bejaarden die geen reet van het medium afweten en kampen met gender fluidity!? Da’s diep zinken voor een ex-filmrecensent. Een flirt op de sportschool dan? Nah. Daar lopen zombies die mijn kleindochter hadden kunnen zijn, en die je cancelen als je een blik op hen werpt. Tango dan? Ja, waarom ga ik niet op tango! Omdat ik danspasjes haat? Ik ben van de freestyle swing. Niet dat ik de dansvloer nog onveilig maak. Dan word ik verwijderd wegens grensoverschrijdend gedrag. Mr. Bojangles was een bedelaar, die deed het om den brode. Ik doe het om Forever Young te voelen. Da’s tenenkrommend.
Het rode licht wordt steeds roder. Mijn leven lijkt een circus waarvan de tent tijdens de laatste act – die met de clown – wordt neergehaald. Ik veeg de druppels van mijn glazen waardoor deze vettig worden van mijn handschoen. Kijk naar andere fietsers. Die dragen geen regenpak. Zij gaan op in de elementen, waaien mee met iedere windvlaag. Flexibele geesten! Een paar incarnaties verder! Ik slaak een zucht. Hoop mijn leven langs te zien flitsen. Maar dan: groen! Afzetten! Trappen! Vaart maken met mijn non-binaire benen! Op naar Het Licht van de projector, vloekend op de pizzakoerier die me onvermijdelijk te grazen zal nemen.
De illustratie is gemaakt door striptekenaar Peter Koch.
- Categorie: Blog
- Categorie: Blog
Om uit te kunnen groeien tot een volwaardig volwassene heeft een jongmens voorbeelden nodig. Figuren waar hij tegenop kijkt, die respect bij hem afdwingen. Mijn vader had er een kunnen zijn, maar werd door mij ongeschikt bevonden. Te degelijk, te burgerlijk zelfs. Want hij reed in een Opel, terwijl ik een poster van Easy Rider boven mijn bed had hangen. Hij luisterde naar de Top 40, ik hield van obscure bandjes. Hij las pulpromannetjes over boekaniers, ik zat met mijn neus in horrorklassiekers over catacomben. Hij was het toonbeeld van common sense, terwijl ik uit was op een groots en meeslepend leven. Wat ons bond was een voorliefde voor absurde humor. Dat vond ik onvoldoende.
Op de middelbare school had ik aanvankelijk weinig vrienden. In mijn klas heerste een sfeer die je verwacht bij het studentencorps: cynisch, sarcastisch, vilein zelfs. Door mijn acne was ik kansarm bij de meiden, door mijn groeiachterstand leek ik afkomstig uit een lagere klas. Om indruk te maken boorde ik gaten in de uitlaat van mijn brommer. Toen dat vooral ergernis opwekte, kocht ik een stiletto om open te knippen op het schoolplein. Very macho! Tot er een klasgenoot lichtgewond raakte. Verlinkt heeft hij me niet, maar achteraf dank ik God dat ik niet in Amerika ben geboren, anders was ik zo’n krantenbericht geworden over ‘mass shooting at school’. Alles in mij hunkerde naar sturing.
Pas in de vijfde van het lyceum kreeg ik vrienden. Die verhief ik subiet tot role models. Eén bracht mij alles bij over literatuur en popcultuur en meiden, maar gebruikte daarbij stevig drank & drugs. Dus ik ook aan de drank & drugs. Daar bleek ik ongeschikt voor want te sensitief. Een andere vriend reed op een stoere motor, dus ik ook mijn motorrijbewijs halen. Toerend door Spanje’s Sierra Nevada woestijn deed ik het in mijn broek zodra er een wolkje verscheen, als de dood voor een slippartij in de regen. Een huismus die road warrior speelde.
Natuurlijk zou ik ook culturele helden koesteren. Een controversiële romanschrijver die de mens ontmaskerde als het beest dat in hem huist. Een rock poet die zijn ziel uit zijn lijf zong om het publiek in extase te brengen. Een acteur die eigenzinnige figuren speelde om zich off screen nog eens in de boksring te bewijzen. Gemeenschappelijke deler was dat ze een intenser leven leidden dan ik aankon. Slechts door eenzelfde outfit te dragen kon ik mij ‘been through it all’ wanen. De road warrior was poseur geworden. Die illusie zou ik in stand houden tot het internet zijn opwachting maakte. Never meet your heroes? Then don’t google them!
Op forums kon ik alles over mijn helden lezen wat ik niet in biografieën was tegengekomen. Getuigenissen van partners, lovers, vrienden, managers, vijanden. Vol details. Dat was even slikken. Mijn helden bleken cynisch, sarcastisch, vilein zelfs! Hufters van vlees en bloed, waar ik met een boog omheen zou lopen. Of hielden ze me een spiegel voor? Misschien was ik geen haar beter. Slechts sensitiever – schijteriger, zouden mijn helden zeggen.
De enige autoriteit die nooit door mijn podium is gezakt, is mijn vader. De burgerman, toonbeeld van common sense. Van zijn gezonde verstand maak ik nu dagelijks gebruik. Ik hoor zijn stem als ik smoesjes verzin om iets te laten wat moeite kost maar goed voor mij is. Of als ik levensveranderende beslissingen moet nemen die mij onzeker maken. Zijn timbre geeft me de illusie van geborgenheid. Maar ik hoor hem ook als ik behoefte heb aan gezelligheid – wat nogal eens voorkomt als je groots en meeslepend leeft. In mijn hoofd maken we absurde geintjes. Spijtig dat ik zijn stem niet kan doorgeven aan een zoon. Alhoewel. Die zou natuurlijk de voorkeur geven aan eigen helden. Of zonder helden kunnen.
De dia van mijn vader en mij is gemaakt door mijn moeder Coef in 1964 te Bologna
- Categorie: Blog
Deze still is afkomstig uit een video, gemaakt door de tweede vrouw van mijn vader, vermoedelijk tijdens een kerstbrunch eind jaren ’90. Ik liep toen tegen de 40. De kwaliteit van het beeld is beroerd, maar zo’n VHS-moment hóort eruit te zien alsof je door een verwaarloosd aquarium kijkt. Of is ie geplukt uit een low budget horrorfilm? Ho! Ho! Ho!
Tijdreizen voor mijn blogs doe ik met gemengde gevoelens. Liefst ga ik terug naar de eerste tien jaar van mijn leven, toen ons gezin disfunctioneel was maar nog wel een gezin. Deze herinneringen roepen naast angstige gevoelens ook de nodige ontroering bij me op. Bij beelden van de jaren ’70 gaat het echter mis. Toen zat ik als puber emotioneel klem, alsof opgesloten in een groezelig aquarium. Starend naar de eettafel, waar mijn vader gezelligheid eiste van zijn vrouw die te veel pillen slikte omdat ze geen huisvrouw kon spelen. Achter mij een loeiende tv met de Vietnam-oorlog op, voor me een smakeloze maaltijd want liefdeloos gaargekookt. Iedereen kauwen, smakken, slikken. Zo’n sfeer die schade aanricht zonder gelijk zichtbaar te zijn. Met kerst flikkerden onze kaarsjes als een geigerteller.
De knoop in mijn maag zou sindsdien aangetrokken worden, iedere keer als ik bij familie aanschoof met de feestdagen. Daarom probeerde ik als volwassene het contact te beperken. Dat lukte me ten dele. Op mijn antwoordapparaat werd ik geconfronteerd met de stem van mijn vader, die zijn verwijten en verdriet nauwelijks kon onderdrukken. Of door die van mijn moeder, die dronken of psychotisch lispelde dat ze me zo miste. Ze beklaagden zich dat ze ‘geen zoon’ meer hadden. Dat deed mij verdriet, maar ik moest mij bevrijden van vroeger.
Tegenwoordig doe ik dat door erover te schrijven. Soms tegen heug en meug. Want het is doorbijten, dit kerstbrunchfilmpje – een welhaast masochistische exercitie. Mede omdat ik er zelf in zit. Sterker, iedereen is er. Alle kinderen plus vrijers, en kids die tekeer gaan op de piano. Een wijn drinkende vader en dito tweede echtgenote. En ik, de zoon die grapjes maakt om zich een houding te geven. Een creatieve alleskunner die geen enkele baan of relatie kan volhouden. Mijn enige wapenfeiten waren dat ik nooit was opgenomen zoals mijn moeder, of een excentriekeling was geworden zoals mijn oom die zijn overleden katten liet mummificeren. Ik voelde me een kanaalzwemmer, watertrappelend in een visglas.
In de video liggen de broodjes op de eettafel te pronken. Iedereen kauwen, smakken, slikken. Mijn vader heeft de gezelligheid verworven waar hij zo naar verlangde! Voor mij was dat geschrans vooral een ontkenning van alles wat er vroeger is misgegaan. We leken wel aaseters die aan de resten van het verleden zaten te kluiven om het onherkenbaar te maken. Ik dook gelijk weer in mijn aquarium. Ook nu, een kwart eeuw later, lukt het me niet om met gerijpte distantie naar de gezelligheid te kijken. De knoop wordt onverbiddelijk aangesnoerd.
Tot ik over de rand van het aquarium kijk. En besef dat mijn vader behalve dwingend ook loyaal was. Zo had hij die kerst twee gasten van vroeger uitgenodigd: zijn schizofrene ex-vrouw en zijn schizoïde broer. De achterkant van de familie! Hun wederzien ontroert me. Niet omdat de twee als mijn bliksemafleider fungeerden, maar omdat ze een band met elkaar hadden. Het was mijn moeder die ooit de kattenlijken bij mijn oom had verwijderd. Dat mocht zij doen met zijn ‘kindjes’ omdat hij haar vertrouwde. Zij begreep wat mijn oom nodig had: een beetje respect. Een echte kerstgedachte! Dus. Misschien heb ik te weinig oog voor wat er vroeger goed is gegaan. Wordt het tijd dat ik uit mijn aquarium klim en naar de overkant van het kanaal zwem. Waar me een kerstboom wacht, met flikkerende lampjes. Ho! Ho! Ho!
- Categorie: Blog
Probleem met ouders en kinderen is, is dat ze per definitie van een andere generatie zijn. Daardoor verloopt communicatie vaak moeizaam. Valt advies in het water. Toen ik een bewust persoon werd, zo rond mijn twintigste, werd ik bevangen door het creatieve virus. Ik wilde striptekenaar worden, toen fotograaf, toen regisseur, toen zanger, om uiteindelijk te gaan voor schrijven. Die zoektocht heeft me decennia lang onrustig gemaakt voordat hij me stabiliseerde. Intussen werd mijn creatieve moeder Coef geannexeerd door haar geestesziekte. Die zou haar uithollen tot een uitgebluste geest, een wezen dat niets gemeen had met haar felle persoon. Geen sturing van haar kant dus. Ik moest mijn stijl op eigen houtje ontdekken.
Graag had ik met de jonge Coef over kunst gediscussieerd. Zo was ik benieuwd hoe zij met een eenvoudig cameraatje zulke mooie dia’s wist te schieten van mijn jeugd. Die beelden zijn zó consequent van kwaliteit, dat er geen sprake kan zijn van toeval. Intuïtie dan? Vaak vormen ze uitgangspunt voor mijn blog. Een visueel medium als Facebook vereist immers eye candy om de gebruiker te verleiden tot het lezen van 500 woordjes van een monitor. Eerst de betovering, dan de arbeid. Geldt ook voor mijzelf. Als ik kamp met een writer’s block, blader ik door haar dialaden om inspiratie te krijgen. Daarna is het slechts graven tot ik op het verhaal stuit dat bij het beeld hoort. Zo ook deze blog, al heeft zij hiervoor slechts geposeerd.
Coef was gezegend met het oog van een kunstschilder. Niet voor niets zou ze de academie doen toen ze in haar ‘prime’ was. Dat gebeurde in de jaren na deze foto uit 1949. Achttien lentes jong was ze, amper drie jaar in Nederland, ternauwernood het Jappenkamp in Indië overleefd. Ze beschikte over een veerkracht waarmee ze de polderkunstwereld had kunnen veroveren. Met deze Coef had ik willen samenwerken, zoals haar mentor dat gedaan heeft.
Hij was van een andere generatie. Sterker, hij had haar vader kunnen zijn. Een gevierd kunstenaar te Dordt, getrouwd met kinderen plus hond en huisje in de Biesbosch. Coef en hij zouden mooie dingen maken in zijn atelier. Hij leerde haar de kneepjes van het vak, zij bleek aan hem gewaagd – in alle opzichten. De muze werd lover. Maar hij was een bezet man. Er moest een streep onder worden gezet! De mentor had geen idee hoeveel agressie er in zijn wonderkind huisde. Dagboekpagina’s lang vervloekt ze hem, om dan weer hartstochtelijk naar hem te verlangen. De lover werd een sirene. Hell hath no fury like a woman scorned.
De academie heeft Coef niet afgemaakt. Uit haar dagboeken krijg je de indruk dat ze toen al met hallucinaties kampte. Terwijl ze eenzaam op haar kamertje naar Afrikaanse muziek op haar transistorradiootje luistert, doemen er dreigende figuren uit de schaduwen op. Het vrije kunstenaarsbestaan gaf haar te weinig structuur om te kunnen aarden in dit vreemde vaderland. Ze liet de ezel achter zich om een opleiding tot laborante te volgen, een degelijk arts te trouwen en drie kinderen te baren. De kwast verruilde ze voor een fototoestel.
Misschien is het maar goed ook dat ouders nooit van dezelfde generatie zijn als hun kinderen. Coef en mijzelf kennende, was onze samenwerking uitgelopen op Totalkrieg: twee gedreven ego’s, grillig tot op het bot, geobsedeerd met eigen talent, hunkerend naar creatieve verlossing. Toch. Common sense let mij niet te fantaseren dat we elkaar heel even creatief hadden kunnen vinden: met ieder één hand aan het roer, eenzelfde golf bevarend, eenzelfde ramkoers zettend zelfs. Puur op intuïtie. Dat moment was een dia waardig geweest. Waren die 500 woordjes als vanzelf boven komen drijven.