Blog
- Categorie: Blog
Eens, maar nooit weer. Een marteling is het. 5 maanden zonder nootjes, kaas of wijn, zonder een kruimel troost of een druppel escapisme. Iedere dag wandelen en sporten en wandelen en sporten. En honger lijden natuurlijk. Tot je je medeburger wel in de kuiten kunt bijten.
1 maart jl. heb ik mijzelf op een eiwitrijk dieet met belachelijk veel groente gezet. Omdat ik beter uit de covidcrisis wilde komen dan dat ik erin ging. Mijn ouderdomsvet moest eraan geloven. 10 kilo was de inschatting. Zou me 10 jaar levensjaren schelen! Succes is een keuze!
Viel dat even tegen. Toen ik aan mijn ‘journey’ begon, wist ik namelijk niet dat afvallen moeizaam verloopt als je de 60 gepasseerd bent. Je hormoonhuishouding en stofwisseling zijn veranderd. Daarbij hield ik er al een gezond eetpatroon op na, op wat kaas kluiven en nootjes vreten na. Ook deed ik veel aan sport. De kilo’s vlogen er dus niet af, zoals het geval is bij mensen met obesitas die gaan lijnen. En natuurlijk was de verleiding groot. Iedere avond trof ik mijzelf naast het lampje van de koelkast, ingefluisterd door het hongerduiveltje, loerend naar dat aangebroken kuipje Hüttenkäse. Je leert jezelf wel kennen zo.
En dat terwijl ik nooit dun heb willen zijn. Integendeel, ik heb mijzelf altijd het postuur van een outlaw biker gewenst. Zo’n beul met brede schouders, vuistdikke polsen én een bierbuik. Een gezelligheidsdier! Maar ik ben helemaal niet gezellig. Ik ben een driftige tafeltennisser die het niet kan hebben dat ie ouder wordt en niet meer alles kan vreten. Die zichzelf tot maanden hongerhel heeft veroordeeld, zogenaamd omdat ie gezond wil doen, maar eigenlijk omdat ie een ijdeltuit is.
De ironie wil dat ik met dat vet natuurlijk ook wat zuurverdiende spiermassa ben kwijtgeraakt. Daar valt niet tegenop te trainen en te proteïneshaken. Nu lijkt het alsof ik niet 10, maar 40 jaar jonger ben geworden. Ik voel me bijna weer die gefrustreerde want o zo magere jongeman van weleer, maar dan met de kop van een jongere oudere. Ik ben een Mick Jagger geworden, maar dan zonder roem, zonder stem, zonder haar – zonder Keith zelfs! Niks geen ‘journey’, dit is de Wet van Behoud van Ellende.
Toch geeft de mind-over-matter een kick. De kans dat ik de rest van mijn leven op de weegschaal blijf staan is dus groot, ook omdat de laatste vetcellen stand houden als een Gallisch dorpje. Pas als ik mijn streefgewicht heb bereikt mag ik binnen een marge van 1 kilo aanklooien. Dat betekent niet terug naar het oude normaal, wel dat ik me op zaterdagmiddag mag volproppen met geitenkaas en cashewnoten en Aldiwijn, om daarna weer zes dagen streng in de leer te gaan. Zodat ik straks kan sterven als een kerngezonde Narcissus.
Maar niet voordat ik mijn gemartelde verschijning op een sokkel heb laten vereeuwigen. Compleet met waarschuwing voor grijzende genieters die denken wel even wat covidkilo’s af te schudden. Word geen kuitenbijter zoals Rein!
De foto is in 1983 door mijn toenmalige vriendin genomen te Parijs
- Categorie: Blog
Mijn moeder had een oog voor fotografie. Om met een bard uit Oostende te spreken: Dans les yeux de ma mère, il y a toujours une lumière. Ik mag graag denken dat ik dat oog geërfd heb. Als ik foto’s maak voor mijn blogs, ga ik steevast op zoek naar een strakke compositie, precies zoals zij dat deed. Heel braaf eigenlijk. Soms snak ik naar een scheve horizon of een duim-voor-de-lens, naar een creatieve storm die mijn geest opfrist. Ode aan de imperfectie! Maar mijn rigide werkwijze dient ook als geigerteller voor mijn brein.
Toen mijn moeder in de jaren ’70 werd opgenomen met ernstige angstklachten, zou ze in de inrichting doorgaan met het maken van foto’s. Die werden anders dan de dia’s die ze van het gezin schoot. Tijdens mijn research voor haar biografie ben ik op honderden bizarre afdrukjes gestuit, meest van objecten en personen in haar omgeving, met steeds minder aandacht voor focus en compositie. Aan het eind van haar leven werden de foto’s ronduit nonsensicaal. Meest toegankelijk zijn deze van haar tv’tje, waarop nieuwszender BBC World zoals gewoonlijk met oorlogsbeelden stond te loeien. Wat ging er in haar om?
Meedenken met mijn moeders brein doe ik sinds mijn prille jeugd. Aanvankelijk kritiekloos. Als kind vraag je je niet af of er inderdaad mannen over het dak lopen die je willen ontvoeren, ook niet of je vaders patiënten kwaad spreken over je moeder. Dat was gewoon zo. Het heeft jaren geduurd voordat ik besefte dat deze angsten door haar defecte brein werden aangejaagd. En dat was weer decennia voordat ze eindelijk met paranoïde schizofrenie werd gediagnosticeerd. Dit duurde zo lang doordat de psychiaters liever wegkeken dan dat ze een artsenvrouw voor gek verklaarden.
In BBC World zocht ze vermoedelijk bevestiging van haar wereldbeeld dat de aarde een verzameling van brandhaarden is. Oorlogsverslaggeving gaf haar rust, omdat het ’t tegenovergestelde is van wegkijken. Dans les yeux de ma mère, il y a toujours une guerre. Maar wat zou ze van haar tv-foto’s gevonden hebben? Zou ze die überhaupt bekeken hebben? En zou ze op heldere momenten gedacht hebben: ‘Waarom leg ik dit in godsnaam vast!?’
Misschien was ze niet meer in staat tot die introspectie. En is het vooral mijn hang up om alles tegen het licht te houden wat me voorgespiegeld wordt, als een fotograaf die een negatief inspecteert. Logisch met een jeugd als de mijne. Die onderzoekende aard is nu de motor achter mijn blogs. Hij houdt me scherp. Voor zolang het duurt.
Want met mijn moeders oog heb ik tevens haar oogziekte geërfd. Daardoor ben ik halfblind. Gelukkig kan ik met het goede oog nog fotograferen. Ook haar geestesziekte is erfelijk, maar daar maak ik me iedere dag iets minder zorgen over, aangezien schizofrenie doorgaans op jongere leeftijd toeslaat. Ik hoop zonder waanbeelden mijn kist in te glijden.
Uiteraard is er altijd wel een nieuw piekerpunt te verzinnen. Zo takelde mijn moeder relatief jong af. De schaduwkant van imperfectie! Ik schrijf dat toe aan haar ziekte en de medicatie, maar mocht het ook bij mij toeslaan, dan wil ik dat liever niet weten. Dus als er straks scheve horizonten en rebelse duimen bij mijn blogs verschijnen, kijk dan even weg, dan doe ik alsof er een creatieve storm door mijn brein waait.
- Categorie: Blog
Toen social media voor het eerst hun opwachting maakten op internet, was ik sceptisch. Hoe kun je nu via het toetsenbord tot elkander komen! Het leek me iets voor contactgestoorde huismussen. Is het natuurlijk ook. ’t Duurde alleen even voordat ik besefte dat ik zelf ook zo’n mus was geworden.
Pas toen de VPRO haar eigen social medium optuigde, besloot ik het een kans te geven. Dit HappyVPRO had namelijk een ironische ondertoon. En verdomd, het bleek een ideale arena voor mijn wise cracks. Ik werd er graag gelezen. Toch waren er ook lui die zich ergerden aan mijn humor – of was het aan de aandacht die ik ermee kreeg? Met mijn ad rem schrijfstijl had ik weinig te vrezen van deze kniesoren, en ik was van huis uit gewend aan afbrekende kritiek, maar ik baalde van hun weerzin. Ik wilde een schrijver-voor-iedereen zijn.
Een van hen was B., een wat oudere man met Catweazle-sik. B. ging gebukt onder sociale angsten, zo zou ik later begrijpen. Hij deed me denken aan mijn moeder, en niet alleen vanwege haar straatfobie. Veroordeeld tot een virtueel leven, deelde B. graag tikken uit met zijn toetsenbord. Als mensen een taalfout hadden gemaakt, rechtse praatjes uitsloegen, het voor ‘BAH’merika opnamen of onecht deden, werden ze subiet door B. geschandpaald.
Toen HappyVPRO ermee stopte en iedereen naar Facebook verhuisde, verkaste B. mee. Ironisch genoeg moest hij eerst ‘vriend’ van me worden om zich aan mij te kunnen ergeren. Het waren vooral mijn zelfspot en selfies die het moesten ontgelden. Koketterie! meende hij, ijdeltuiterij! Daar kon ik me wel iets bij voorstellen. Toch liet hij zich ook ontvallen dat ie me een ‘geweldig schrijver’ vond en de publicatie van mijn boeken nauwlettend te volgen, met de nadrukkelijke kanttekening dat hij ze NOOIT zou lezen. Zó groot was die weerzin. Of was het verwantschap? B. leek een oudere broer die de ergste klappen van mijn moeder had opgevangen – en daarvan nooit helemaal hersteld was.
Probleem was dat B. zelf niets maakte. Nou ja, hij had ooit een boek geschreven over exhibitionisme, ‘Pronken met jezelf’ getiteld. Dat had de nodige media-aandacht gekregen. Mede daarom volgde hij mijn babysteps als scribent. Verder reageerde hij vooral op posts van anderen. Dat deed ie afwisselend vals en sentimenteel, maar ook grappig en wijs, eerlijk en sociaal onwenselijk (wat immer mijn respect krijgt). Geleidelijk aan werd het stil rond B. Kennelijk had hij me ontvolgd, was ik nog steeds geen schrijver-voor-iedereen. Soms miste ik zijn gevit, zoals ook het gescheld van mijn moeder. Een signaal dat je bestaat.
En toen, opeens, was ie écht weg. Afgereisd naar Gene Zijde. Zijn eigen keuze naar het schijnt. Niet omdat hij ziek was, maar levensmoe. Kon ik me wat bij voorstellen, als je het van online contact moet hebben. Ik was onder de indruk van zijn beslissing, vond het bijna jammer hem nooit ontmoet te hebben. Niet omdat ik de rigoureuze stap uit zijn hoofd had willen praten. Integendeel. Ik had er graag meer over willen weten, in de zin van advies inwinnen bij een oudere broer. Voor als ik straks het pronken met mijzelf moe word. Want dat moment wacht zelfs een schrijver-voor-bijna-iedereen.
Op de foto: B. haalde de krant toen er voor zijn deur een catwalk werd ontrold.
De schitterende foto is gemaakt door Lonneke Stulen: https://lonnekestulen-photography.com.
- Categorie: Blog
Ik ben er weer. In de zonovergoten tuin van mijn ouderlijk huis. Het is er nog mooier dan in mijn herinnering. Met hoog gras, volle bloemen, overweldigende kleuren en de heerlijkste geuren. Ik ervaar het als een kleuter, de zintuigen open en ontvankelijk. Ons Hofje van Eden – daar kan geen zwart-witfoto recht aan doen.
Ik vermoed dat deze terugkerende droom door mijn ziel wordt aangezwengeld als tegengif voor mijn doemdenken. Want iedere keer als ik mijn never ending to-do-lijst bijwerk, betrap ik me erop hoe somber ik in het leven kan staan. Hoezeer ik dan opzie tegen de leukste afspraken met de fijnste mensen. Soms lijkt alles & iedereen een last.
Dus toen de droom weer eens langs was gekomen, heb ik de volgende ochtend mijn to-do-lijstje erbij gepakt en – voor het eerst – opgeschreven wat er goed gaat in mijn leven. Dat was een hele opsomming. Het schaamrood stond me bijkans op de kaken! Vervolgens besloot ik eenzelfde lijst te maken van mijn jeugd, met name van fijne herinneringen aan mijn ouders. Want thuis was het heus niet altijd oorlog. Dus. Wie kijkt er mee door mijn roze bril naar de early sixties?
Mijn vroegste herinnering aan mijn vader is dat hij ons iedere morgen thee-met-melk-op-bed kwam brengen. Dat hij overal en altijd de deur voor ons opendeed en ons voor liet gaan, als een ware gentleman. Hoe hij reflexmatig zijn arm voor mijn torso stak als ik voorin de Rekord zat en hij een noodstop moest maken. Hoe we samen ’s morgens vroeg het raam van de autoslaaptrein opendraaiden om te luisteren hoe de remmen gecheckt werden op het verder doodstille Italiaanse stationnetje. Hoe hij me ’s avonds troostte met een knuffel, ook als ik drammerig had liggen door te dreinen.
Ik herinner me hoe mijn moeder plakboeken maakte met plaatjes van Batman, The Flintstones en Thunderbirds uit de Televizier. Hoe ze onze capriolen in Italië vastlegde met dia’s zodat we ’s winters onze vakanties konden herbeleven. Hoe ze de meest fantastische Sinterklaas-surprises in elkaar knutselde en de kerstboom zo weelderig optuigde dat ie hemels oogde. Hoe ze met engelengeduld mijn modelbouwduikboten afbouwde als ik het na vijf minuten prutsen had opgegeven. Hoe ze trots naar me keek als ik een Tyrannosaurus had geboetseerd, naar ons zwaaide als we in de tuin met Takkie speelden. Hoe ze ons ’s avonds met stemmetjes voorlas uit Jip & Janneke en Pim Pandoer.
Noem het ’t Stockholmsyndroom, voor mij is het troostend om ook over deze herinneringen te schrijven. Ze geven mijn blogs een hart en maken van mijn leven meer dan een reeks trauma’s, grillen en een eindeloze to-do-lijst. Sterker, op papier lijkt het een bestaan waar een ziel naar uitkijkt. Bovendien hoef ik door de blogs niet te vrezen dat de herinneringen op mijn sterfbed vervaagd zijn of afgeraffeld worden, of door de nachtzuster weggewuifd worden met een ‘life is but a dream’. Gun mij m’n Hofje, dan krijg ik weer zin om mensen te zien. Allez, bijna hè.
De foto is een zegening van mijn moeders hand, geschoten in juli 1962.
- Categorie: Blog
Je kunt gerust stellen dat hij mij door mijn jeugd heeft gesleept: Michael Palin. Iedere keer als zijn glunderkop op tv verscheen in Monty Python’s Flying Circus, zat ik aan de buis gekluisterd. Palin had een wijsneuzerige uitstraling die de sketches een brutale dimensie gaf.
Pythons absurdisme maakte op mij zo’n indruk omdat de humor niet ‘lekker gek’ was maar geschoeid op logica. De grappen waren uitgekiende mindf*cks, mathematisch van structuur met 180 graden omdraaiingen, uitgebalanceerd en ontwrichtend tegelijk. Het Vliegende Circus jongleerde met onze hersencellen – en gaf mij zo het gevoel dat ik niet gek was.
Hun mindset zou blauwdruk worden voor mijn manier van denken en schrijven. Nog steeds ervaar ik het dagelijks leven vaak als een Python-sketch. Wel merk ik dat de humor in mijn blogs steeds meer ruimte maakt voor melancholie. Alsof het besef van vergankelijkheid met iedere aanslag dieper doordringt.
De zestien jaar oudere Palin zal eenzelfde ontwikkeling doorgemaakt hebben, want zijn werk is met de jaren serieuzer geworden. Eigenlijk al sinds die documentaireserie over zijn wereldreizen, waarin verwondering centraal staat. Die van mij werd geprikkeld toen Palin de achtergrond van de Amerikaanse schilder Andrew Wyeth (1917- 2009) verkende. Hiervoor reisde hij af naar Wyeth’s bakermat, de ruige kust van Maine.
Aanleiding was meesterwerk Christina’s World (1948). Dat toont een vrouw van achteren, turend naar een eenzaam huis op een heuvel. Ze ligt in het gras, haar onderlijf zodanig gevlijd dat het verlamd lijkt. Wat het ook was. De vrouw weigerde gebruik te maken van een rolstoel of zelfs krukken, was dus veroordeeld tot een kruipend bestaan in dat kot, dat ook nog eens gespeend was van stromend water en elektra. Huiselijke horror of idyllische hardcore?
Het schilderij oogt even grimmig als mystiek, even hels als hemels. Voer voor kunstcritici! Maar terwijl Palin met een kenner over het werk praat, betrap ik me erop dat ik wegdroom. Misschien omdat het schilderij op zich al zoveel suggereert en de feiten de magie hinderen. Of is het omdat ik op een Pythoneske wending wacht?
In plaats daarvan voert Palin mij mee naar Wind from the Sea (1947): wapperende vitrages in een zomerbries. Twee maanden moest Wyeth wachten op de juiste windrichting. Indrukwekkend in zijn pretentieloosheid, remt het schilderij mijn malende brein af, doet het mijn ambities verdampen. Ik verlies me in de wind alsof ik een geest ben geworden die het lichaam verlaten heeft. Niet langer kijk ik met de blik van Python, maar met die van Wyeth.
Net als mijn overpeinzingen over de dood al te serieus worden, maakt de wind een U-turn en dient er zich – in mijn achterhoofd – een sketch van Python aan. Uit The Meaning of Life, waarin tafelgasten abusievelijk bedorven zalm hebben genuttigd. Ze krijgen bezoek van Magere Hein die hen allen dood verklaart en zich vervolgens kapot ergert zich aan hun gezwets over het hiernamaals. Als hij het kwekkende gezelschap richting Gene Zijde escorteert, merkt Palin glunderend op dat hij niet eens van de vis gegeten heeft.