Blog
- Categorie: Blog

Het was in de zomer van 1970 dat God wakker schrok uit zijn middagdutje. Hij schonk zich een borrel in. Stak een half opgebrand shagje op. Plukte wat pap uit zijn baard. Krabde aan zijn kont. En ging bij zichzelf te rade. Wat zat hem dwars? Misschien toch Evenbeeld nr. 6.375.952.112, ook wel Rein genoemd. Dat was een zorgenkindje. Het ooit zo spontane joch trok zich steeds meer terug. Op een vakantiekiek leek ie zelfs in het niets op te lossen. Alsof hij plaats moest maken voor een grimmiger versie: strenger, kritischer, somberder.
Nou is God niet iemand die snel toegeeft dat ie een fout heeft gemaakt. Daar heeft ie huisgenoot Lucifer voor. Als die zit te grinniken, weet God genoeg. Misschien had ie Reins jeugd iets anders moeten laten verlopen. Meer ‘happy go lucky’. Kwam door die ouders, dat waren gemankeerde projecten. God besloot de tijd terug te draaien om hen wat bij te schaven.
Eerst nam hij de moeder, nr. 6.189.326.666, onder handen. Hij prikte wat spelden in haar voodoopop om de kunstenares wat menselijker te maken. Minder agressief. Minder paranoïde. Minder egomanisch. Even overwoog hij van haar een knuffelmoeke te maken, maar dat zou niet geloofwaardig zijn. Nu was ze in ieder geval stabiel. Slok op een borrel.
Toen was de vader, nr. 6.188.105.013, aan de beurt. Deze arts mocht wel wat minder dominant doen. En klappen uitdelen met een whiskyhoofd, of zeuren dat zijn zoon nergens voor deugt, dat kon echt niet meer. God liet hen samen vissen. Kletsen aan de waterkant, dat schept een band. De vader leerde luisteren. Meedenken. En werd een voorbeeldige ouder.
Gods fine tuning deed wonderen. In het fotoalbum vervaagde Rein niet langer. Hij haalde goede cijfers op het lyceum. Kreeg vriendinnen in plaats van puistjes. Werd al op zijn 16e ontmaagd in plaats van tig jaar later. Hij slaagde cum laude met een bètapakket, om daarna geneeskunde te studeren en lid te worden van het corps. Precies zoals zijn vader dat gedaan had. Hij zette een praktijk op voor cosmetische chirurgie, verdiende bakken met geld, trouwde een sexy Thaise die hij zelf een boob job had gegeven en kreeg bloedjes van kinderen. Op foto’s schitterde hij met een billion dollar smile. En altijd een thumb up! Mission accomplished, dacht God. Dus waarom zat Lucifer nu weer te grinniken?
Misschien omdat de nieuwe Rein wel erg vol was van zichzelf. Zonder dat ie daartoe reden had. Hij belazerde zijn vrouw met zijn secretaresse en zijn secretaresse met de hoeren. Hij scheurde door rood in zijn patserkar en schold agenten uit als die hem met een cokeneus achter het stuur troffen. Hij vervloekte zijn kinderen als die voor hun moeder opkwamen. En toen de Belastingdienst hem ging doorlichten, zoop hij zijn lever kapot met maatjes van het corps. Lucifer pieste in zijn broek van de lach. God zuchtte diep. Krabde aan zijn kont. En besloot de tijd weer terug te draaien, nu om de ouders als vanouds te maken. Gemankeerd.
Inmiddels schrikt God niet meer wakker uit middagdutjes. Evenbeeld 6.375.952.112 is precies zo grimmig geworden als dat ie geweest zou zijn zonder ingreep. Streng. Kritisch. Somber. Maar ook enthousiast, creatief en charmant. Het enige dat door de reset is blijven hangen is dat ie soms wat vol is van zichzelf. Tenminste, als ie zijn jeugd weer eens herziet door er blogs over te schrijven. Dat doet ie verdomde geestig, vindt ie zelf. Zou dat de reden zijn waarom behalve Lucifer nu ook God zit te grinniken als ze Reins schrijfsels tot zich nemen? Geen foto die nog vervaagt. En zij zagen dat het goed was.
- Categorie: Blog

Het kwam allemaal door Seinfeld, die sitcom uit de jaren ’90. Seinfeld ging over het wel en wee van een komiek in Manhattan. Ik genoot van de sketches waarin alledaagse halszaken minutieus ontleed werden. Alsof ik mezelf hardop hoorde denken! Ook de personages leken uit mijn leven gegrepen. Zo herkende ik me in de kalende, werkloze, opportunistische George, maat van Seinfeld. George was ‘flawed’ en daardoor ‘likable’. Een levensworstelaar.
De serie was geschreven door stand-up comedians die carte blanche hadden gekregen. Ze wisten controversiële onderwerpen, zoals onthouding van masturbatie en homofobie, door de censuur te krijgen. En belangrijker: ze vervielen niet in leedvermaak of sentiment. Sleutel was zelfspot, motto ‘no hugging, no learning’. Het menselijk tekort te kijk voor de lachspiegel.
Er was nog een reden waarom ik fan was. In Seinfeld werd stand-up comedy gepresenteerd als een beroep dat bereikbaar is voor een ieder met komisch talent. Opeens voelde ik een brandende ambitie het podium te beklimmen. Eigenlijk was ik ook een Seinfeld! Maar in Nederland bestaat nauwelijks stand-up cultuur. Hollanders geven de voorkeur aan de lach & traan van kleinkunst – aan hugging & learning. Ik was op zoek naar dat typisch Amerikaanse subcultuurtje dat snelle grappen gebruikt om het leven te bezweren. Naar misfits zoals ik. Dus ging ik in 1999 op verkenning naar de bakermat der stand-up, The Big Apple.
The Comedy Cellar te Manhattan had een souterrain waarin iedere avond 5 komieken optraden, variërend van first timers tot veteranen. Een week lang heb ik er iedere avond gezeten. Eerst veilig achterin, al spoedig pal voor het podium. Alsof ik erop thuishoorde.
Ik kon twee soorten stand-ups onderscheiden. De eerste categorie werkte met ingestudeerd materiaal waardoor het optreden gesmeerd verliep maar echte spanning ontbrak. Voor hen was zelfspot vaak leidend. De tweede soort had meer interactie met het publiek. Zij waren erg ad rem, flirtten onbeschaamd met dames in de zaal. Weapon of choice was spot. Rock ’n roll!
Dat laatste gold met name voor een komiek die gesprekken aanknoopte met paartjes. Hij stelde hun vragen over hun relatie, stak de draak met hun antwoorden. Zijn vragen werden steeds intiemer. Vileiner. Tot hij de duifjes onder de Gestapolamp had en hen alles over hun seksleven liet opbiechten. De verhoortechniek was geniaal, de vivisectie wreed. Sommige paartjes voelden zich in het kruis getast en verlieten de zaal. Als ze het veld geruimd hadden keek de komiek naar het publiek alsof hij na lange onthouding weer eens gemasturbeerd had.
De laatste avond was ik aan de beurt. Als prooi. De komiek veronderstelde dat ik gay was omdat ik twee oorbellen droeg. Hij stelde me hilarische vragen over dark rooms, waar ik ad rem op probeerde te antwoorden. Ontkennen van de veronderstelde geaardheid leek me een zwaktebod, maar ik voelde me in het kruis getast. Flirten met dames in de zaal kon ik nu wel vergeten! Mijn inner Seinfeld verschrompelde tot een George. Ik ben niet weggelopen, maar diezelfde avond nog gingen de oorringen uit. Geen rock ’n roll comedy voor mij.
Ten halve gekeerd en ten hele gedwaald. Terug in Nederland heb ik mijn debuut als stand-up gemaakt. Als laatste misfit op een ‘open mike’ avond, vijf eindeloze minuten lang. Met grappen over het menselijk tekort. Míjn tekort. Iets voor een andere blog. Wel kan ik verklappen dat ik er veel van geleerd heb, maar na afloop vooral behoefte had aan een hug.
- Categorie: Blog

Op papier lijk ik ervoor in de wieg gelegd. Ik heb de werklust van een paard, kan bogen op een militaire zelfdiscipline, loop over van verantwoordelijkheidsgevoel en maak graag contact. Geen wonder dat ik ooit gedacht heb dat er een ondernemer in mij schuilgaat.
Sterker, ik heb twee keer als zzp’er een tekstbureautje opgezet. Beide keren begon ik vol goede moed, want ben een kei in voorbereiden. Wekenlang sleutelde ik aan de bedrijfsnaam en het logo. Ik ontwierp zelf het visitekaartje en het briefpapier. Goed beslagen ten ijs!
Maar hoe kom je aan klanten? Het internet stond nog in de kinderschoenen. Een website had ik niet. En netwerken, dat vond ik lucht bakken. Ik wilde écht contact maken. Ander verbeterpunt was mijn perfectionisme. Als ik al aan een klant wist te komen, werkte ik veel te lang aan de tekst. Ik wilde dat hij trots op me zou zijn, dat ie mijn beste vriend zou worden. Maar een klant is geen vriend. Hij is de vijand. Hij wil zo min mogelijk betalen voor een zo goed mogelijk product. Aangezien ik mijn perfectionisme noch kon doorberekenen noch wilde opgeven, werd ik dief van eigen portemonnee. Verstopt achter een stapel briefpapier.
Wat meespeelde was dat mijn avonturen voortkwamen uit noodzaak. Ik ging ondernemen omdat ik mijn baantjes niet volhield. Overigens niet vanwege de werkzaamheden zelf. Ik houd van schrijven, en mocht soms workshops leiden om te analyseren wat de klant precies wilde. Minder geschikt was ik als ondergeschikte. Als ik merkte dat een baas zijn mensen misbruikte kwam ik innerlijk in opstand. Die woede moest ik opkroppen, tot ik me gijzelaar voelde van mijn loonstrookje. En me ziek meldde. Om thuis te dagdromen van ondernemen.
Vijftien jaar geleden was ik definitief opgebrand als werknemer. Maar allerminst als schrijver. Ik besloot nog eenmaal te zzp’en. Nu samen met een websitebouwer die ik nog kende van een baantje. Een nuchtere doener. We zouden een compleet pakket aanbieden: website mét tekst. Uniek! Ik stelde ‘Het Webambacht’ voor als bedrijfsnaam. Nieuwe media met ouderwetse kwaliteit. In no time hadden we een no nonsensewebsite klaar. Knallen maar!
Onze eerste klant kwam gek genoeg uit mijn netwerk. Hij had mijn blogs online gespot. Onder de indruk van mijn stijl huurde hij het Webambacht in. Even later stond ik in een kantoortuin op een whiteboard te kalken. Samen met de drie (!) directeuren probeerde ik helder te krijgen wat ze precies wilden. Een van hen, een kale zeezeiler, maakte spottende grappen over de workshop. Hij wist namelijk precies wat ie wilde. Stond ik daar, als bazelende luchtverkoper. Ik hield verder mijn mond, noteerde hun wensen en ging thuis typen. Waarna ik de tekst eindeloos moest redigeren omdat de bovenbazen nog perfectionistischer bleken dan ik mijzelf waande. Toen de site af was besloot mijn compagnon te emigreren. Het Webambacht werd opgeheven. Zat ik weer achter een stapel briefpapier.
Jaren later werd ik opgebeld door een onbekende stem. De zeezeiler! Hij vroeg zich af van wie dit nummer op zijn foon toch was. We hebben een uur zitten ouwehoeren. Over boeken en blogs, de enige visitekaartjes waar ik me niet voor schaam. Toen ik opgehangen had leek het of ik van mijn laatste klant mijn beste vriend had gemaakt. Dat heb ik nodig. De illusie dat het niet om geld gaat, maar om gedeeld enthousiasme. Ik weet nu ook wat er in mij schuilgaat. Geen werknemer. Geen ondernemer. Zelfs geen ambachtsman. Slechts een ijverige dagdromer die blogs bakt om contact te maken. Allez, écht contact.
Op de foto uw luchtverkoper in 2011 voor de website (het portfolio bestond voor 99% uit klanten van mijn compagnon)
- Categorie: Blog

Er bestaan twee soorten mensen: sterfelijken en onsterfelijken. De eerste categorie bestaat uit mensen die de zekerheid hebben dat hun leven eindig is. Hetzij omdat ze gehoord hebben dat ze aan een ongeneeslijke ziekte lijden, hetzij omdat ze concrete zelfmoordplannen hebben gemaakt, hetzij omdat hun executie wacht. Sterfelijken leven bij uitstek in het nu, zijn doordrongen van het aardse. Ze staan fundamenteel anders in het leven dan onsterfelijken.
Tot die laatste categorie reken ik mijzelf. Natuurlijk ik ga ooit dood, maar er is nog geen uiterste houdbaarheidsdatum voor mij vastgesteld. En misschien gaat dat ook nooit gebeuren. Daarom kan ik – onbewust – in de waan leven dat er geen einde komt aan dat leven. Immers, er is een wezenlijk verschil tussen wéten dat je sterfelijk bent en dat daadwerkelijk beséffen. Onsterfelijken leven in een voortdurende staat van ontkenning.
Aan mijn ontkenning wordt getornd. Naarmate ik ouder word zie ik in mijn omgeving steeds vaker onsterfelijken sterfelijk worden. Meest door ziekte. Als ik met hen praat betrap ik me erop hun Het Geheim te willen ontfutselen: ‘hoe het leven meer te waarderen’. Want dat lijken sterfelijken te doen, juist door dat slechtnieuwsgesprek. Terwijl ik het te weinig doe, misschien omdat er nooit sprake is geweest van een gesprek waarbij ik wilde luisteren.
Maar op Facebook barst het van de onsterfelijken die de dag plukken als sterfelijken. Romantische etentjes, doe-vakanties, familiefuifjes, vlammende pamfletten, gouwe ouwen, liefhebbende ouders en therapeutische wandelingen. Al scrollend passeert er een maalstroom van levenslust aan me, een stroomversnelling van hoogtepunten waar ik als watertrappelaar in dreig te verzuipen. Zouden zij Het Geheim hebben achterhaald? Of door God zijn ingehuurd om het leven te promoten nu zijn evenbeeld zoveel gebreken vertoont? Facebook is als de website van een levensverzekeringsmaatschappij.
Misschien voel ik me er daarom niet altijd op thuis. Alsof ik anders in het leven sta dan de meeste onsterfelijken. Is ook wel zo. Ik voel me bij weinig mensen echt op mijn gemak. Word zelden verliefd. Vind vakanties tijdverspilling. Tijdens etentjes verlang ik naar de kroeg. Gouwe ouwen kan ik niet aanhoren omdat gruw van herhaling. En ouders verblog ik liever dan dat ik hen inlijst. Ik ben een moeilijke man. Maar mijn kritische blik maakt me allerminst blind voor de wonderen des levens. Je moet alleen willen zien waar ik naar kijk.
Ik vind schoonheid op plekken die anderen liefst mijden. Op een metrostation waar een jongere opgaat in een roman, omringd door pendelaars die hun contactverslaving met foons voeden. In mijn afbraakwijk, waar een straatterroristje zijn scooter piepend afremt om me een compliment te geven voor mijn ‘filosofische’ baard. Op het schreeuwerige YouTube waar ik geroerd word door een obscure song over desillusie. In mijn moeders stinkende nalatenschap, waaruit ik de schoonste kunst weet te peuren. In de gietregen van Holendrecht, waar een conductrice met engelengeduld een vleugellamme duif voert. Parels met een rouwrandje.
Wees gerust, ik zal deze sentimenten niet in de maalstroom van Facebook werpen. Het algoritme ontdekt mijn plekjes liever niet. Wel hoop ik dat de momenten nog eens langskomen in mijn achterhoofd. Bij voorkeur vóór mijn sterfbed, liefst nog voordat ik Mijn Datum te horen krijg. Want, sterfelijk of onsterfelijk, ik wil fundamenteel hetzelfde in het leven blijven staan: magie spottend op plekken waar anderen er geen gat meer in zien.
Meer ontkenning op www.reinhannik.nl
- Categorie: Blog

Misschien komt het doordat ik ben opgegroeid in een steenkoud monumentaal pand. Misschien komt het doordat mijn ouders de oorlog hebben meegemaakt en daarover graag gruwelverhalen vertelden (‘de honger!’ ‘de lijkenlucht!’ ‘de bajonetten!’). Misschien komt het doordat mijn moeder ons soms vergat te voederen. Feit is dat er een survivalist in mij huist.
Ik beschik over waterdichte schoenen, dito parka en een regenbroek om watersnood te trotseren. Boodschappen doe ik zo goedkoop mogelijk in supers waar ze de artikelen niet eens uit de dozen halen, liefst om 08:01 uur als het uitgestorven is en de schappen nog vol zijn. In mijn sleutelhanger zit een opgerold briefje van vijftig, voor als mijn portemonnee gerold wordt in den vreemde. Naast een stadsfiets heb ik een mountainbike die ondanks de grote wielen gratis mee mag in de trein want vouwbaar. Mijn zonnebril is niet alleen op sterkte, ook ‘wrap around’, zodat mijn zieke ogen niet verblind worden door woestijnachtige zonuren.
Mijn foon is beveiligd met zowel duimafdruk als swipe-code. In mijn rugzak zit een eenpotig statief waarmee ik mij kan afweren, maar dat tevens kan doorgaan voor foto-gear, mocht de rechter gaan zeuren. Als ik mijn sleutelbos buitenshuis kwijtraak kan ik via een ingenieuze two factor autentication toch mijn flatje in. Op mijn desktop loeit een virusscanner om mijn blogs 24/7 te beschermen tegen Russische hackers. Telemarketeers durven mij al jaren niet meer te bellen. Ik ben een prepper die op oorlog wacht. De Apocalyps mag ook.
Veel van deze neurotische handigheidjes zijn het resultaat van zelfvervloeking na het begaan van stommiteiten. Stap voor stap heb ik geleerd oplossingsgericht te denken. Dat voelt stoer, die zelfredzaamheid. Soms waan ik me een huis-, tuin- & keuken-Navy Seal. Maar nu Nederland een crisis wacht en overleven mainstream dreigt te worden, is de lol eraf.
Gas en boodschappen zijn onbetaalbaar geworden. Niet alleen voor kerkratten als ik, ook voor Jan Modaal en middenstanders. Met Prinsjesdag krijgen we wat aalmoezen toegeworpen, maar iedereen weet dat deze Hongerwinter het nieuwe normaal wordt. De kloof tussen arm en rijk groeit uit tot een Grand Canyon, Nederland wordt een poor man’s USA zonder American Dream. En Hollanders zijn niet gebouwd op zelfredzaamheid. Wij vertrouwen op de overheid.
Wat de crisis zo angstaanjagend maakt zijn geluiden binnen het kabinet waaruit blijkt dat het geen benul heeft van leven onder de armoedegrens: ‘We moeten beseffen dat we samen stukje armer zullen worden’. Dat kun je parafraseren als: ‘Als ze geen brood hebben, dan eten ze toch cake!’ De media lijken evenmin doordrongen van de urgentie, want reppen over ‘groepen die het lastig krijgen’. Alsof het over een dozijn morrende horigen gaat, over De Anderen. Zouden kabinetsleden en redacteuren zelfs maar vrienden hebben die financieel in de problemen komen? Of blijft armoede voor hen beperkt tot wat slum safari?
Deze winter zal ik mij bewijzen als prepper. De thermostaat gaat op nul. Moet kunnen, want ik heb een elektrisch verwarmde hoodie met powerbank aangeschaft. Op één lading kan ik het thuis een dag uithouden, mits ik tevens parka en regenbroek aantrek. Lastiger wordt het voor Jan Modaal en koters, zeker als die in een steenkoud monumentaal pand wonen. Gelukkig stimuleert crisis ook solidariteit. Behoeftige gezinnetjes kunnen bij mij de cursus ‘Stadsduif braden op waxinelichtjes’ volgen, opgewarmd met gruwelverhalen over Huize Hannik. Hangt een prijskaartje aan, maar da’s de schuld van de inflatie. Dessert (cake) zelf meenemen!