Blog
- Categorie: Blog
Deze still is afkomstig uit een video, gemaakt door de tweede vrouw van mijn vader, vermoedelijk tijdens een kerstbrunch eind jaren ’90. Ik liep toen tegen de 40. De kwaliteit van het beeld is beroerd, maar zo’n VHS-moment hóort eruit te zien alsof je door een verwaarloosd aquarium kijkt. Of is ie geplukt uit een low budget horrorfilm? Ho! Ho! Ho!
Tijdreizen voor mijn blogs doe ik met gemengde gevoelens. Liefst ga ik terug naar de eerste tien jaar van mijn leven, toen ons gezin disfunctioneel was maar nog wel een gezin. Deze herinneringen roepen naast angstige gevoelens ook de nodige ontroering bij me op. Bij beelden van de jaren ’70 gaat het echter mis. Toen zat ik als puber emotioneel klem, alsof opgesloten in een groezelig aquarium. Starend naar de eettafel, waar mijn vader gezelligheid eiste van zijn vrouw die te veel pillen slikte omdat ze geen huisvrouw kon spelen. Achter mij een loeiende tv met de Vietnam-oorlog op, voor me een smakeloze maaltijd want liefdeloos gaargekookt. Iedereen kauwen, smakken, slikken. Zo’n sfeer die schade aanricht zonder gelijk zichtbaar te zijn. Met kerst flikkerden onze kaarsjes als een geigerteller.
De knoop in mijn maag zou sindsdien aangetrokken worden, iedere keer als ik bij familie aanschoof met de feestdagen. Daarom probeerde ik als volwassene het contact te beperken. Dat lukte me ten dele. Op mijn antwoordapparaat werd ik geconfronteerd met de stem van mijn vader, die zijn verwijten en verdriet nauwelijks kon onderdrukken. Of door die van mijn moeder, die dronken of psychotisch lispelde dat ze me zo miste. Ze beklaagden zich dat ze ‘geen zoon’ meer hadden. Dat deed mij verdriet, maar ik moest mij bevrijden van vroeger.
Tegenwoordig doe ik dat door erover te schrijven. Soms tegen heug en meug. Want het is doorbijten, dit kerstbrunchfilmpje – een welhaast masochistische exercitie. Mede omdat ik er zelf in zit. Sterker, iedereen is er. Alle kinderen plus vrijers, en kids die tekeer gaan op de piano. Een wijn drinkende vader en dito tweede echtgenote. En ik, de zoon die grapjes maakt om zich een houding te geven. Een creatieve alleskunner die geen enkele baan of relatie kan volhouden. Mijn enige wapenfeiten waren dat ik nooit was opgenomen zoals mijn moeder, of een excentriekeling was geworden zoals mijn oom die zijn overleden katten liet mummificeren. Ik voelde me een kanaalzwemmer, watertrappelend in een visglas.
In de video liggen de broodjes op de eettafel te pronken. Iedereen kauwen, smakken, slikken. Mijn vader heeft de gezelligheid verworven waar hij zo naar verlangde! Voor mij was dat geschrans vooral een ontkenning van alles wat er vroeger is misgegaan. We leken wel aaseters die aan de resten van het verleden zaten te kluiven om het onherkenbaar te maken. Ik dook gelijk weer in mijn aquarium. Ook nu, een kwart eeuw later, lukt het me niet om met gerijpte distantie naar de gezelligheid te kijken. De knoop wordt onverbiddelijk aangesnoerd.
Tot ik over de rand van het aquarium kijk. En besef dat mijn vader behalve dwingend ook loyaal was. Zo had hij die kerst twee gasten van vroeger uitgenodigd: zijn schizofrene ex-vrouw en zijn schizoïde broer. De achterkant van de familie! Hun wederzien ontroert me. Niet omdat de twee als mijn bliksemafleider fungeerden, maar omdat ze een band met elkaar hadden. Het was mijn moeder die ooit de kattenlijken bij mijn oom had verwijderd. Dat mocht zij doen met zijn ‘kindjes’ omdat hij haar vertrouwde. Zij begreep wat mijn oom nodig had: een beetje respect. Een echte kerstgedachte! Dus. Misschien heb ik te weinig oog voor wat er vroeger goed is gegaan. Wordt het tijd dat ik uit mijn aquarium klim en naar de overkant van het kanaal zwem. Waar me een kerstboom wacht, met flikkerende lampjes. Ho! Ho! Ho!
- Categorie: Blog
Probleem met ouders en kinderen is, is dat ze per definitie van een andere generatie zijn. Daardoor verloopt communicatie vaak moeizaam. Valt advies in het water. Toen ik een bewust persoon werd, zo rond mijn twintigste, werd ik bevangen door het creatieve virus. Ik wilde striptekenaar worden, toen fotograaf, toen regisseur, toen zanger, om uiteindelijk te gaan voor schrijven. Die zoektocht heeft me decennia lang onrustig gemaakt voordat hij me stabiliseerde. Intussen werd mijn creatieve moeder Coef geannexeerd door haar geestesziekte. Die zou haar uithollen tot een uitgebluste geest, een wezen dat niets gemeen had met haar felle persoon. Geen sturing van haar kant dus. Ik moest mijn stijl op eigen houtje ontdekken.
Graag had ik met de jonge Coef over kunst gediscussieerd. Zo was ik benieuwd hoe zij met een eenvoudig cameraatje zulke mooie dia’s wist te schieten van mijn jeugd. Die beelden zijn zó consequent van kwaliteit, dat er geen sprake kan zijn van toeval. Intuïtie dan? Vaak vormen ze uitgangspunt voor mijn blog. Een visueel medium als Facebook vereist immers eye candy om de gebruiker te verleiden tot het lezen van 500 woordjes van een monitor. Eerst de betovering, dan de arbeid. Geldt ook voor mijzelf. Als ik kamp met een writer’s block, blader ik door haar dialaden om inspiratie te krijgen. Daarna is het slechts graven tot ik op het verhaal stuit dat bij het beeld hoort. Zo ook deze blog, al heeft zij hiervoor slechts geposeerd.
Coef was gezegend met het oog van een kunstschilder. Niet voor niets zou ze de academie doen toen ze in haar ‘prime’ was. Dat gebeurde in de jaren na deze foto uit 1949. Achttien lentes jong was ze, amper drie jaar in Nederland, ternauwernood het Jappenkamp in Indië overleefd. Ze beschikte over een veerkracht waarmee ze de polderkunstwereld had kunnen veroveren. Met deze Coef had ik willen samenwerken, zoals haar mentor dat gedaan heeft.
Hij was van een andere generatie. Sterker, hij had haar vader kunnen zijn. Een gevierd kunstenaar te Dordt, getrouwd met kinderen plus hond en huisje in de Biesbosch. Coef en hij zouden mooie dingen maken in zijn atelier. Hij leerde haar de kneepjes van het vak, zij bleek aan hem gewaagd – in alle opzichten. De muze werd lover. Maar hij was een bezet man. Er moest een streep onder worden gezet! De mentor had geen idee hoeveel agressie er in zijn wonderkind huisde. Dagboekpagina’s lang vervloekt ze hem, om dan weer hartstochtelijk naar hem te verlangen. De lover werd een sirene. Hell hath no fury like a woman scorned.
De academie heeft Coef niet afgemaakt. Uit haar dagboeken krijg je de indruk dat ze toen al met hallucinaties kampte. Terwijl ze eenzaam op haar kamertje naar Afrikaanse muziek op haar transistorradiootje luistert, doemen er dreigende figuren uit de schaduwen op. Het vrije kunstenaarsbestaan gaf haar te weinig structuur om te kunnen aarden in dit vreemde vaderland. Ze liet de ezel achter zich om een opleiding tot laborante te volgen, een degelijk arts te trouwen en drie kinderen te baren. De kwast verruilde ze voor een fototoestel.
Misschien is het maar goed ook dat ouders nooit van dezelfde generatie zijn als hun kinderen. Coef en mijzelf kennende, was onze samenwerking uitgelopen op Totalkrieg: twee gedreven ego’s, grillig tot op het bot, geobsedeerd met eigen talent, hunkerend naar creatieve verlossing. Toch. Common sense let mij niet te fantaseren dat we elkaar heel even creatief hadden kunnen vinden: met ieder één hand aan het roer, eenzelfde golf bevarend, eenzelfde ramkoers zettend zelfs. Puur op intuïtie. Dat moment was een dia waardig geweest. Waren die 500 woordjes als vanzelf boven komen drijven.
- Categorie: Blog
Daar zit ik dan. In het donker, op de rand van het ziekenhuisbed. Omsingeld door gesnurk, mijn praats verstomd. Uitgeput van de stress. Niet als gevolg van de operatie, maar van de anticipatie. Als troost wil ik de oogst van de ingreep inspecteren: vier japen. Worden vast stoere littekens. Liefst had ik er foto’s van gemaakt, maar ze zitten onder verband. Straks lijk ik zo’n veteraan uit de Eerste Wereldoorlog, getekend door granaatscherven, bajonetten en mitrailleursalvo’s. Of ben ik meer van de PTSS? Want wat ben ik mijzelf tegengekomen.
Er moesten vier flinke lipomen worden verwijderd. De ingreep kon plaatsvinden onder lokale verdoving – dachten ze eerst. Maar ik heb de neiging me af te weren als ik me ‘bedreigd’ voel. Iets van vroeger. Dat afweren was al eens gebeurd toen ik onder plaatselijke verdoving aan een oog werd geopereerd. Die ingreep moest worden afgebroken. Dus ik nu, net als toen, narcose voorstellen. Dat was inmiddels ook hun conclusie, gezien de locatie van de lipomen. Voorwaarde was dat ik na de operatie opgehaald zou worden door iemand die ’s nachts mijn hand zou vasthouden. Maar mijn vrienden hebben wel wat anders aan hun hoofd dan mijn WO I-fantasie. Dus ik vroeg om een nacht opgenomen te worden. Dat heb ik geweten.
Tussen diagnose en operatie zaten vier maanden. Ruimschoots de tijd om in de loopgraven van mijn brein naar worst case scenario’s te graven en gruwelverhalen te peuren uit medische krochten van het internet. Ik heb zelfs mijn testament bijgewerkt. Allemaal om kinderangsten te bezweren, want dat afweren heb ik niet voor niets ooit aangeleerd. Helaas schuilt er vaak een kern van waarheid in pessimisme. Narcose op leeftijd is niet zonder risico. Je kunt er de uitslaapkamer van onderbraken. Alzheimerachtige klachten van krijgen. Er in blijven zelfs!
Erger dan doodgaan of mijn geheugen uitkotsen leek me de overnachting. Ik zag de zaal al voor me, vol verminkte WO I-soldaten. Met afgezette ledematen, weggeschoten gezichten, afgerukte genitaliën. Kreunend, jammerend, schreeuwend. Reutelend, hoestend, huilend! Goddank was ik uitgerekend voor sinterklaasavond. Een wapenstilstand, met een zaal vol lege bedden? Koptelefoon op met watervalgeluiden en dan lekker ‘out’ van de slaappillen?
In de laatste week voor de operatie liep de angst dat er met me ‘gesold’ zou gaan worden zozeer op, dat ik besloot mijn spoken te bezweren. Als een vent nu. Uit ervaring weet ik dat je je moet onderdompelen in datgene wat je vreest. Niet als het panische kind dat in je huist, maar als de zorgzame ouder die je je altijd gewenst hebt. Dus in plaats van gruwelen in loopgraven, gewoon de medische folders goed doorlezen. De locatie van het ziekenhuis en de tijden van het OV googlen. Zorgvuldig de tas pakken. En dan dromen van stoere littekens.
Het hielp. Tot ik op het ziekenhuisbed richting Chirurgie gerold werd. Trillend als een rietje. Gelukkig maakten de zorgprofessionals goed contact. Was de narcose fijn. Verliep de operatie vlekkeloos. Had ik nauwelijks een kater. Maar toen. De overnachting, vanaf de middag. Dat moest in een kamer, waarin vier bedden, waarvan drie bezet. Met ernstige gevallen. Échte patiënten, die organische geluiden voortbrachten. Ze kregen veel bezoek dat van kletsen hield. Daarna gingen ze bellen. Of met elkaar kletsen. Ik was de enige die stil bleef, achter mijn bedgordijntje, beschaamd vanwege de kleine ingreep. Maar ik zweeg ook omdat ik me een man wilde betonen. Een soldaat die niet piept maar draagt. Die beseft dat zijn zogenaamde oorlogstrauma tussen de kinderoren zit. Iets van vroeger is, waarover je beter blogt dan kletst. Niets stoers aan. Maar die littekens, die nemen ze me niet meer af. Pics or it didn’t happen!
De illustratie is gemaakt door striptekenaar Peter Koch.
- Categorie: Blog
Wat weinig mensen weten is dat wij ons leven zelf hebben uitgekozen. Ooit, als ziel, in de hemel. Om iedere ziel aan een passend leven te helpen, nodigt God deze uit in de Matching Room. Dat is een zonovergoten living in zijn penthouse, met metershoog plafond, inpandige fontein, gedrapeerde gordijnen en een adembenemend uitzicht op het wolkendek waarop engelen een erotisch ballet uitvoeren. In de verte – voor de echte genieter – de knapperende vuurzee van de hel. Onder het genot van een glaasje levenswater kunnen zielen hun verlangens kenbaar maken aan de Heer. Mijn ziel had wensen te over, na een hardvochtig bestaan als arbeidster in het Victoriaanse Londen.
Niet minder dan dertien kinderen had zij gebaard, waarvan er zeven doodgeboren waren. Sinds haar elfde had ze gesloofd in een leerlooierij waar ze uiteindelijk zou bezwijken aan de giftige zuren en dampen van de baden. Ze was getrouwd met een varkensslachter die verslaafd was aan rum en dobbelen en zijn frustraties met zijn broekriem botvierde op zijn echtgenote. Bij iedere huid die ze in de looierij verwerkte, droomde deze vrouw van een beter bestaan. Liefst was ze kunstschilder geworden, zoals haar jong gestorven vader. In plaats daarvan eindigde ze met zwarte longen in een goedkoop graf. Niet verwonderlijk dus dat haar ziel in een volgend leven even bij wilde komen. Tijd voor zichzelf wilde hebben. Opgroeien bij ouders in goede doen, was dat mogelijk? Als kunstenaar misschien?
God had aandachtig naar de wensen van deze ziel geluisterd. Veeleisend type! Nou is Onze Lieve Heer niet op zijn achterhoofd gevallen (boze tongen beweren dat hij op aarde schnabbelt als motivational speaker). Voor het aanprijzen van levens maakt hij gebruik van full color brochures met stockfoto’s. Daarom ziet dat soort foto’s er altijd zo onwerkelijk uit, met veel te vrolijk lachende, perfecte mensen: het zijn engelen die als figurant een wit voetje bij de Heer willen halen in de hoop op reïncarnatie.
Soms maakt God een uitzondering qua beeldmateriaal. Als de ouders van het betreffende kind mooie foto’s maken van diens jeugd, toont hij liever deze bij zijn verkooppraatje. Nothing beats reality! Zo ook bij het leven van ene Rein. De moeder heeft de meest schitterende dia’s geschoten van Reins idyllische jeugd in een herenhuis aan een singel met wuivende treurwilgen. En dan die vakanties in Italië! Wat een plaatjes! Neem deze dia van Reins vader, die in de Kever oma komt afhalen bij haar hotel – toch zó uit een brochure geplukt!
Bewierookt door de droombeelden was het de ziel niet opgevallen dat er aanzienlijk minder foto’s van de volwassen Rein tussen zaten. En wat mompelde God nou over labiele ouders, onveilige jeugd, stressstoornis, arbeidsongeschiktheid, kinderloosheid en grillige natuur? Ach! F*ck die kleine lettertjes! Deze ziel had geen zin om nu al te zeuren over verbeterpunten.
Zeker ook omdat God graag de positieve kanten van een leven benadrukt. Zo zou Rein een creatief wezen worden dat boeken en blogs schrijft, geïllustreerd met de dia’s van de moeder. Een prozadichter met het oog van een schilder! Waar kun je tekenen voor dit levenscontract?!
De Heer haalde opgelucht adem toen de ziel vol vertrouwen was afgedaald naar de foetus van Rein. Zelf trok hij zich terug in de Romance Room, alwaar schaars geklede engelen alleszins bereid waren een wit voetje te halen bij de Almachtige, die de camera pakte om nog wat stockfoto’s te schieten – voor de lente-brochure van het hiernamaals uiteraard.
- Categorie: Blog
Godallejezus. Het was zo’n moment dat je je afvraagt wat er in godsnaam fout is gegaan in je leven. Niet dat ik een crimineel was geworden. Of een junkie. Of vast zat in zo’n claustrofobisch huwelijk. Maar ik stond op een expo voor bakkers te staren naar een vertegenwoordiger die demonstreerde hoe geweldig zijn broodjes afbakten. En ik was nog jaloers op hem ook. Immers, zo’n vent is altijd op pad. Bijna een vrij man!
Mijn baan had ik vlak voor de millenniumwisseling via een open sollicitatie weten te scoren. Aanvankelijk bood het reclamebureau me een hongerloontje. Dat was even slikken. Maar als 40-jarige freelance columnist die copywriter wilde worden, kon ik weinig eisen stellen. Ik had een stabiel inkomen nodig. En dit leek ideaal: een vaste baan in een grachtenpand met echte collega’s en bedrijfsuitjes! Zo kon ik eindelijk volwassen worden.
Het werk vond ik fascinerend. Met name de analyse van de wensen van de klant (die vaak niet wist wat ie wilde). Als we het concept rond hadden ging ik pennen: meest short copy voor reclame, soms ook langere stukken voor een orgaan uit de bakkersbranche. Kort & krachtig schrijven vond ik uiteraard interessanter dan hoeraverhalen bakken over broodjes. Dacht ik.
Ik werkte samen met een vormgever. Deze gozer was van mijn leeftijd, een ouwe rot in het vak, ad rem als een marktkoopman. Het klikte tussen ons want hij associeerde net zo snel als ik. We sparden met snelle geintjes. Hij had de bouw van een uitsmijter, maar de geest van een kunstenaar. Ik sloeg hem op onbewaakte ogenblikken gade als hij – bijna in trance – foto’s zat te bewerken terwijl er knetterhard housemuziek uit zijn boxen schelde. Ambacht als meditatie! Daar wist ik alles van, want kon zelf urenlang op 100 woordjes kauwen.
Met andere collega’s had ik minder. In het bureau heerste een cynische sfeer, mede onder invloed van de baas, een nieuwe rijke die was binnengelopen in de jaren ’80. Een briljant analyticus, niet echt een mensenmens. Voor de lunch namen we plaats aan een grote eettafel in het souterrain. Dat was min of meer verplicht, want de kapitein hield graag een vinger aan de pols van zijn manschappen. Vrijdagmiddag leek de kakofonische kelder op het ruim van een piratenschip, vol lieden die verbroederden om, als de rum opraakte, kwaad te spreken.
Niet alleen voor het salarisstrookje, ook voor de werkplek moest ik mijzelf bewijzen. Eerst kreeg ik een rommelkamer naast de plee, toen moest ik een vertrek delen met de secretaresse, uiteindelijk verhuisde ik naar een hok in de nok van het pand. Vanuit dat kraaiennest keek ik op het dakterras van de buren. Aan die vrijheid kon ik slechts ruiken als ik voor veldonderzoek naar zo’n bakkersexpo werd gestuurd. Na een jaar kreeg ik opslag. Toch wilde ik iedere dag ontslag nemen, overgevoelig voor de cynische sfeer. In plaats daarvan ging ik kletsen met de vormgever. Eigenlijk wilde ik roddelen. Over de kapitein, die gefixeerd leek op geld. Maar mijn collega hield niet van kwaadspreken. Hij maakte liever geintjes.
Er viel echter steeds minder te lachen, want er kwam steeds minder werk binnen. Nu zaten we te perfectioneren om maar bezig te blijven. Iedere ochtend slofte ik met lood in de schoenen de wenteltrap op naar mijn kraaiennest, de veiligste plek van het nu zinkende piratenschip.
In het ruim hing de stank van ondergang. In een laatste poging de moraal te redden, werd ons een reddingsvlot gepresenteerd: een groepswintersportvakantie! Godallejezus. Het was zo’n moment dat je je afvraagt wat er in godsnaam fout is gegaan in je leven. Ik besloot stilletjes te muiten. Terwijl mijn collega’s afreisden in de bus naar Tirool, trok ik me terug op het kraaiennest om daar, het zeeschuim aan de lippen, met flessenpost een open sollicitatie richting afbakwereld te werpen. Bijna een vrij man!