Blog
- Categorie: Blog
Aan het hongerwinterkanaal
Bij een gevoelstemperatuur van -273 graden Celsius wist extreme hiker Rein Hannik zijn kadewandeling te overleven door eigen (linker)hand op te eten en borsthaar in de brand te steken. Laatste aantekening uit zijn logboek: ‘Al een kwartier geen andere wandelaars meer tegengekomen. Voel mijn krachten afnemen. Overweeg om kuit aan te vreten en baard te verbranden. Maar opgeven, dat never nooit niet! Global warming is voor mietjes!’ Diezelfde middag nog trof een jogger Hanniks lichaam aan met verschroeide kin en grote happen uit de kuiten. Zijn familie doet een beroep op fans om foto’s van Hanniks overblijfselen die op social media circuleren niet te delen, opdat hij herinnerd kan worden als de ontdekkingswandelaar die we gekend hebben.
- Categorie: Blog
Van Romeo
Trouwe lezers van mijn schrijfsels weten er alles van: hoe ik met plastic killerkraaien patatduiven en hun poepbombardement van mijn balkon probeer te weren. Dat heeft effect, ook omdat ik dag en nacht met een plantenspuit paraat sta. Maar mijn strategie heeft een onverwacht neveneffect gekregen. Ik ben aanstichter geworden van een onmogelijke liefde.
Hij is helemaal smoor, zij negeert hem zoals alleen plastic bitches dat kunnen. Hij probeert haar stamelend te versieren met verhalen over sappige wormen en doorzonnestjes, zij doet alsof ie lucht is. Het tafereel oogt zo hartverscheurend dat zelfs de plantenspuit nu zijn snuit houdt.
Mijn hoop is dat er een soft body versie van de killerkraai op de markt komt. Zo eentje met echte veren en lange wimpers, die steunend krast als ze de liefde bedrijft. Toch denk ik dat onze Romeo daar niet van wil weten. Dat hij van zijn killerkraai houdt zoals zij is. Afstandelijk, hard to get en zwijgzaam. Maar ook trots, standvastig en afgetraind. Voor Romeo is het juist de perfectie die van plastic is. En gelijk heeft ie. De mooiste liefde is altijd een gemankeerde.
- Categorie: Blog
Van de zelfspot
Zelfspot. Misschien wel de belangrijkste voorwaarde voor mijn vriendschappen. Er zit zó veel in. Humor uiteraard. Maar ook introspectie. Zelfrelativeringsvermogen. Moed. Dat maakt het tot een perfect bindmiddel voor contact. Zó uitnodigend! Maar het is evenzeer een lakmoesproef. Ga maar na: als iemand inhaakt op jouw lachwekkende ontboezeming met een eigen – liefst nog genantere – anekdote, dan schept dat meteen een band. Als de ander echter met jouw zelfgrap aan de haal gaat door hem in te koppen, dan weet je dat die persoon valse trekjes vertoont.
Hoezeer ik zelfspot ook koester, het is altijd ooit ontsprongen uit drama. Zo ook bij mij. Daarvoor moeten we terug naar 1974, toen ik als vijftienjarige met gym 4 op vakantie naar Scandinavië ging. Voor mij een enorm avontuur, want voor het eerst op pad zonder familie. Niet dat ik me thuis voelde in die klas. Met mijn piepstemmetje en anderhalve turf bungelde ik onderaan de hiërarchie – een Fremdkörper tussen die grote, sarcastische Kralingers. Maar ik vermande me. En pakte mijn koffertje.
In Zweden aangekomen gingen we voetballen. Zwemmen. Dansen op Deep Purple uit een lamme cassetterecorder. Smooowwwke on the woooaaater! Kicken vond ik dat, want swingen durfde ik als geen ander. Dus toen er gevraagd werd wie er mee wilde naar de sauna, stond ik te trappelen. In mijn zwembroekje. Maar dat was de bedoeling niet! zei de leraar. Mannen onder elkaar, die gaan nakend! Het leplazarus schrok ik me, want nog nooit bloot geweest buitenshuis. Binnenshuis eigenlijk ook niet. Broers had ik niet. Op een sportclub durfde ik niet. Ik had de naakte waarheid altijd nauwlettend weten te ontlopen.
Even later zaten er vijf blote konten op een getrapte houten bank in honderd graden Celsius. Vier stoere gozers. En één sukkeltje. Zij maar lullen. Over meiden en n*uken, terwijl ik nooit verder gekomen was dan een onuitgesproken verliefdheid. Daarna ging het over lichamen. Onze lichamen. Mijn lichaam. Mijn nog haarloze lichaampje. Die Hannepik! klonk het. Da’s net een kind! Wat ook zo was. Een androgyne pedofantasie leek ik. Al spoedig vulde de sauna zich met hoonbulders. De ene na de andere sneer vloog me om de oren. Ze konden er geen genoeg van krijgen. Afgebrand werd ik, bevriezend in die honderd graden Celsius.
Maar juist de hitte bleek mijn bondgenoot. Het is immers uitputtend honen als het zweet uit je poriën gutst. Daarbij belette dat zweet mij te voelen dat er (zoals ik later vernomen heb) van hogerhand tegen mijn schouderbladen aan gepiest werd. Ik rechtte steeds mijn rug om alles van me af te laten glijden.
Toch is er iets wezenlijks gebeurd die avond. Het leek wel alsof ik geestelijk uit mijn lichaam probeerde te ontsnappen. Om me bij hen aan te sluiten. Om met hen mee te kunnen lachen. Om me tot zelfsarcasme te verlagen. Alles liever dan me alleen op de wereld voelen. Maar het liep iets anders.
Na afloop gingen we douchen. IJskoud, zoals dat hoort. Onder de douchestraal werd ik bevangen door een bijna suïcidale rust. En maakte ik een grapje over koud water en krimpende organen. Niet bijster leuk, wel zó triomfantelijk opgehoest dat de anderen in schateren uitbarstten. Dit keer klonk hun lach anders. Alsof zij publiek waren, en ik entertainer. Ik was in charge van mijn eigen lynch mob. Machtig voelde dat.
Zo is het toch nog goed gekomen met mij. Mijn lichaam werd volwassen, als ik mijn ex-vriendinnen mag geloven (ontzettend volwassen zelfs, als ik maar lang genoeg aandrong). Zelfspot werd mijn tweede natuur, waardoor ik snel en met iedereen kan ‘bonden’. Alleen mijn onderbewustzijn is wat achtergebleven. Soms keert de sauna terug, als beerput van mijn geheugen. Bijvoorbeeld als er een boom van een kerel ongegeneerd naast me komt staan kletteren in de pisbak van de sportschool. Dan gutst het zweet weer even over mijn rug. En maak ik een grapje. Waar meestal om gelachen wordt. Want iedereen is wel eens bevroren in een sauna. Toch?
In die zin is dit stukje dus een lakmoesproef voor mijn Facebookvrienden. Wie reageert er met een eigen ontboezeming, wie gaat er inkoppen met een geintje over bondjes op toiletten? Ik zet de thermostaat alvast op honderd.
- Categorie: Blog
Voor een mensenmens
Liefst wijt ik mijn onmogelijke persoonlijkheid aan iets dat buiten mijn macht ligt. Mijn jeugd. Mijn genen. De middelbare school. Of de fijnstoffen van de rijnaken die mijn flatje passeren. Smoesjes allemaal. Ik ben geworden wie ik ben doordat ik mijzelf zo gemaakt heb: een man die de eenzaamheid opzoekt om te kunnen schrijven, maar schrijft om contact te maken met mensen die daarna weer moeten ophoepelen omdat hij anders niet kan schrijven. Een grillig wezen, maar daarom niet minder een mensenmens.
Als ik mijn dagboeken mag geloven worstel ik inmiddels zo’n vier decennia met het doseren van contact. In al die jaren is mijn levensmotto geen spat veranderd. ‘Het Is Nooit Goed’ kan er op een tegeltje boven mijn hoofdeind gekalligrafeerd worden. Mijn relaties waren niet goed genoeg, mijn vriendschappen niet, mijn familieleden niet, mijn collega’s niet, mijn buren niet. En vooral ikzelf was het niet. Eigenlijk wil ik al vanaf mijn puberteit naar Huize Zonnegloren verkassen om daar (in een aparte vleugel) mokkend mijn vlaflip leeg te lepelen. Die natuurlijk ook niet goed genoeg is.
Inmiddels begint de zon in het kanaal voor mijn flatje te zakken. En probeer ik mezelf mondjesmaat te vermenselijken in plaats van iedereen (gelijk) dood te wensen. Dat doe ik door achteloos contact meer te waarderen (small talk kan van grote waarde zijn als je maar lang genoeg monomaan hebt zitten typen). Verder is het een kwestie van oude vriendschappen reanimeren. En nieuwe vriendschappen sluiten. Dat laatste gaat echter lastig zonder kader van cursus, stamkroeg of kantoor. Gelukkig is er het vermaledijde Facebook.
Daar heb ik jaren geleden X. leren kennen. Zo op het eerste gezicht zijn we tegenpolen. Als zij van het activisme en de rechtvaardigheid is, dan ben ik meer van de apocalyps en andere common sense. Wat we gemeen hebben is een oog voor mooie dingen. Maar vooral een scherpe blik. Zelden is iets goed genoeg voor ons. Dat voelt vertrouwd, opbieden wie de meest kritische zeikerd is.
Aangezien X. in de moerassen woont moet ze voor cultuur naar de Randstad afreizen. Dan mailt ze me of ze kan komen logeren. En schiet ik gelijk in de stress. De plee ontstoppen! Het laminaat ontsmetten! De vitrage desinfecteren! Maar haar de deur weigeren, dat never nooit niet. Daarbij kan het X. geen reet schelen dat ik onbewoonbaar verklaard woon. Zolang ze maar uren met me kan kletsen. En lachen, want ook zij weet waarom Het Nooit Goed Is.
Als dank voor mijn onbeholpen gastvrijheid kreeg ik onlangs dit boekje van haar cadeau. X. weet van mijn weerzin tegen literatuur (lezen = werken) dus was ze zo verstandig om voor een minuscuul exemplaar te gaan (7 x 10 cm), slechts leesbaar met een loep en bestaand uit een paar honderd woorden. De Schrijver heet het essay. U raadt nooit wat het thema is. Inderdaad: Het Is Nooit Goed. Alsof speciaal voor mij neergepend. Tel daarbij een auteur (Giovanni Papini) die al fout was vóór de oorlog en tekeningen (van Jan Stegweg) die uitermate naargeestig ogen, en u begrijpt dat dit kleinood een gaatje brandt in mijn imaginaire boekenkast. Ieder dag werp ik er even een blik op, als bewijs dat Het Soms Goed Is. Om daarna weer mokkend naar mijn vlaflip in Zonnegloren te verlangen.
- Categorie: Blog
Met je infuus vol epo
Het einde van sick shaming is in zicht!
Voor patiënten die zo snel mogelijk willen herstellen van hun TBC, pest of syfilis, heeft het UMC deze unieke en CO2 neutrale bromfietsbar geïnstalleerd. Sfeervol gesitueerd tegen een decor van uitgestorven woestijnplanten, en uitgevoerd met voldoende afstand tussen de buddyseats opdat u niet geconfronteerd wordt andermans gejammer, garandeert deze medibikebar dat u ook tijdens uw opname aan die o zo noodzakelijke 30 minuten beweging per dag komt. Trek aan die gele UMC-trui!
*krijgt visioen van drie nijdig trappende mannen met rode koppen die elkaar met mind power te lijf gaan*
(Gespot tijdens mijn halfjaarlijkse controle voor blindheid)