Blog
- Categorie: Blog
En het toverwoord
Iedere dag zoek ik hem op, als ware hij een goede vriend van me. Iemand bij wie ik me op mijn gemak voel. Bij wie ik thuiskom. Terwijl hij me toch vaak genoeg tot wanhoop drijft.
Overal waar ik kom achtervolgt hij me. Als ik ronddool op een netwerkborrel of een wandeling maak langs de kade, dan blaast ie zich op tot een Hindenburg. Als ik te lang achter de computer zit of probeer te genieten van het kleine, bijt ie zich vast in mijn nek. Hij beneemt me de adem alsof hij er recht op heeft.
Pas als ik onder de mensen kom houdt ie zich gedeisd. Hij huivert als ik de slappe lach krijg met mijn vrienden, meezing met de barman of tongzoen met een deerne. Een jaloerse schijtert, dat is ie.
De enkele keer dat ik met anderen over hem praat begrijpt niemand waar ik het over heb. Immers, in gezelschap ben ik altijd zo gezellig. Zo geestig. Zo ad rem. Zo’n mensenmens! Dus waar heb ik het over.
Enige manier om hem klein te krijgen is door te schrijven. Vrij en onverveerd. Dan schrompelt ie ineen tot het achterdochtige jochie dat hij eigenlijk is. Maar helemaal verdwijnen doet ie nooit. Omdat hij bij me hoort, achtergelaten in het toen, vastgezogen in het vacuüm van weleer.
Nu fluistert hij me dagelijks in. Als een gemankeerde muze, koortsachtig op zoek naar een toverwoord dat ons herenigt. Tevergeefs, zo hebben de jaren mij geleerd. Maar wie ben ik om ons deze illusie te ontnemen.
- Categorie: Blog
Van e-Sight
‘A man with no enemies is a man with no character,’ stelde Paul Newman ooit. Als dat zo is ben ik een ontzettend slappe lul. Ga maar na: op Facebook word ik zelden ontvriend en in het echte leven sluit ik doorgaans vriendschappen voor het leven. Een watje. Slechts eenmaal heb ik een echte vijand gemaakt. Maar die gozer kan mijn bloed dan ook wel drinken.
Sam was een fan van mijn columns. Hij kende ze uit het Universiteitsblad, zo bleek tijdens het sollicitatiegesprek, had er vaak om moeten schateren. Ik voelde me gevleid. En al vond ik hem met zijn 27 lentes wat jong om een opstartend bedrijf te leiden, iemand die mij geweldig vond, daar durfde ik het diepe wel mee in. Bovendien was e-Sight een dochteronderneming van twee doorgewinterde zakenmannen die een oogje in het zeil zouden houden. Zat wel snor. Kortom, e-Sight was een tekstschrijver rijker.
Al snel voelde ik me helemaal thuis in het sfeerloze bedrijfspand aan de A2. Dat kwam vooral door Sams neus voor mensen. Hij selecteerde zijn personeel niet op praats maar op karakter. Mijn collega’s waren stuk voor stuk vakidioten met hart voor de zaak. ‘t Waren er alleen wat veel. Na een week waren we al met z’n zessen, met zeggen schrijven één klant, nota bene een maatje van de bovenbazen. e-Sight was eigenlijk vooral bezig met e-Sight. Het halve budget werd opgeslokt door een fotoreportage van het team en andere potsierlijke uithangbordjes. Leuk om zo met jezelf te spelen, op termijn toch wat verontrustend.
Gelukkig nam Sam mij regelmatig in vertrouwen. Deelde zijn plannen, sprak zijn zorgen uit. Als begin veertiger wist ik precies hoe het leven in elkaar stak, dus diende ik hem graag van advies. ‘t Zou wel loslopen met e-Sight, zo stelde ik, want fijne mensen. En mocht het tóch mis gaan, dan konden we altijd nog samen een nieuw bedrijf opzetten! Ik als wijze mentor, hij als onbevreesd broertje – a winning team!
Bonden met de baas, fouter kan niet. Wist ik natuurlijk ook wel. Alarmerender vond ik Sams criminele trekjes. Soms zat hij sites te hacken alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Nam vervolgens contact op met zijn prooien om hen op de lekken te wijzen en de diensten van e-Sight aan te bieden. Begrijpelijkerwijs moesten ze niets hebben van deze opgedrongen buurtpreventie en dreigden met de politie. Illegaal of niet, ik vond het vooral grensoverschrijdend. Sam lachte mijn zorgen weg.
Toen er na een maand nog steeds geen nieuwe klant geworven was, werd Sam op het matje geroepen. Met luide, sarcastische stemmen maakten de bovenbazen hem duidelijk hoe ze over zijn management dachten. Nare mannen, maar gelijk hadden ze. Na afloop nam Sam mij in vertrouwen. Om uit te huilen, zo verwachtte ik. Niets van dat al. Om de schuld buiten zichzelf te leggen. ‘t Waren de bovenbazen die tekort schoten! Oeps, dacht ik. Als de Anderen het allemaal gedaan hebben, schort er meestal iets aan die Ene.
Dagen werden weken, weken werden maanden. Geen klanten. Geen inkomsten. Geen…loon. De nerds begonnen te morren. Ik probeerde de gelederen te sussen. Sam, zo stelde ik, moest de ruimte krijgen! Was ons vertrouwen waard! Voordeel van de twijfel! Maar ook mijn twijfel werd groot toen Sam me niet meer in vertrouwen nam. Zich terugtrok. En zich ziek meldde. Met de mededeling dat wij voor de bovenbazen moesten sloven.
Geen loon. Geen Sam. Geen e-Sight… Plus geruchten dat Sam gedegradeerd was tot loonsloof van de bovenbazen. En dat wij WW-loos op straat zouden komen te staan! Na een slapeloze nacht vol soul searching hakte ik de knoop door. Ik organiseerde een ‘staking’. We meldden ons simultaan ziek. Muiterij!
Maanden van koude oorlog en nagelbijten volgden. Sommige collega’s konden hun huur niet meer betalen. De paranoia sloeg toe, of was onze mail echt gehackt? Ik kreeg bijkans een nervous breakdown toen ik ’s avond laat werd opgebeld door Sams moeder. Of ik besefte wat ik haar jongen aandeed! Hoe hij kapot ging aan onze staking! Wat voor onmens ik was! Ik prevelde iets over verantwoording nemen, maar ze ging maar door. Uiteindelijk gooide ik de hoorn erop. Maar ze had haar doel bereikt.
De rechtszaak duurde slechts een half uur. In twintig van de dertig minuten werd ik door Sams advocaat neergezet als een verrader. Een ophitser, een ondermijner, een Judas was ik, zo zou blijken uit e-mails die zij hadden bemachtigd. Sam wierp me smalende blikken toe. Ik zakte door de grond. Maar de rechter had geen boodschap aan de J’Accuse. Sam moest gewoon ons loon betalen. Verantwoording nemen.
Onze centen hebben we gekregen. Ons gelijk ook. En de felbegeerde WW. Maar mijn zakenbroeder was ik kwijt. Niks geen winning team meer. Nog steeds voel ik me wel eens een fout mannetje door de affaire. Niet vanwege de muiterij, maar omdat ik vriendschap zocht met een baas. De baas is de vijand. Per definitie. Zo simpel is dat. Niets mis met vijanden in je leven. Ze houden je gezond, zoals je beste vrienden dat doen. Dus waarom voelt dat ‘character’ dan zo klote?
- Categorie: Blog
En het leven
Soms pas ik mijn wandeling er op aan. Loop ik er voor om. Houd ik de pas even in als ik er voor sta. Om naar binnen te gluren. Het is zo’n klassiek pand, met hoog plafond vol ornamentjes, glas-in-lood dat herfstkleuren tovert op de monumentale muren, rotan meubels die vergroeid lijken met de vingerplanten, schemerlampjes die de zonsondergang inluiden. Als ik voor dat huis sta moet ik altijd even slikken.
Een zinnig mens zal dat brok in mijn keel afdoen als een aanval van melancholia. Immers, ik ben opgegroeid in zo’n herenhuis. Maar ik verlang niet naar toen. Herinneringen aan mijn ouderlijk huis bezorgen me klamzweet. Neen, als ik voor dit vreemde huis sta ben ik uit op iets anders. Op een ander leven. Andermans leven.
Het huis geeft me de illusie dat ik ongestraft een andere werkelijkheid kan binnen stappen. Een leven waarin ik verwelkomd word met een zoen van andermans vrouw, omsingeld wordt door armpjes van andermans koters, afgelebberd word door de snuit van andermans labrador. Om vervolgens aan te schuiven aan andermans eettafel, het vlees te snijden met andermans mes en me te laven aan andermans verhalen. Het is het leven waarin ik de anderman ben geworden die ik nooit verwacht had te zullen zijn.
Natuurlijk mag dat leven niet te lang duren. Anders loop ik de kans op de dagelijkse werkelijkheid te stuiten. Waarin de heer des huizes echtscheidingspapieren naar ‘t hoofd geslingerd krijgt, met zakgeldeisen belaagd wordt en tetanustanden in de kuiten voelt. Gelukkig is eventjes voldoende om de molensteen rond mijn nek te verlichten, de ballast die een zinnig mens graag voor levenswijsheid verslijt. Dan steek ik de kraag weer op, de windstilte ten spijt, en vervolg ik mijn pad, huiverig om versleten te worden voor de voyeur die ik altijd al vreesde te zijn.
- Categorie: Blog
Te Enschede
Forever young voor Stans bejaardentehuis/residentie
Chick magnet Stan markeert zijn nieuwe jachtterrein met gepaste nonchalance
Peter roept de Fontein des Jeugds op (en loopt en passant over water)
Annemieke doet 'n Miss Boeddha in het majestueuze Volkspark
Geweld spint waar respect begint! (O.i.d..)
En weer huiswaarts, op de hielen gezeten door de nazomerse slagschaduw
- Categorie: Blog
Into the wild
Als overtuigd amateur-zoöloog heb ik moeite met natuurliefhebbers die graag dieren spotten. Ze struinen bosch & duyn af in de hoop een glimp op te vangen van hun favoriete beest. ‘Kijk, een staartmees!’, ‘Moet je zien, een veldspitsmuis!’, ‘Daaro, een breedscheenjuffer!’ Ja, en dan? Dan is het beest weer weg. Het is een omgekeerd soort sight seeing, een Europe-in-3-days maar dan met een wegrennend/kruipend/zwemmend/vliegend Europa.
Als ik de natuur in duik wil ik de diepte in. Het gedrag bestuderen. Daarom beleef ik dieren liefst bankhangend voor Cousteau of Attenborough. Die namen de tijd. Tuurlijk, de eerste wilde nog wel eens een staaf dynamiet de plomp in plempen om wat leven in de oceaan te krijgen, en Sir David stuurde zijn ploeg liefst maandenlang het moeras in om vervolgens goede sier te maken met hun unieke opnames, maar beiden stonden garant voor verdieping - voor avontuur.
Voor avontuur is in mijn buurt weinig ruimte. De patatduif maakt hier de dienst uit, en die is toch vooral bezig met poepen. Het peloton kauwtjes en de hangeksters zorgen evenmin voor reuring. Alleen op het grasveldje achter mijn flat kun je nog wel eens een wild dier aantreffen. De Erinaceus europaeus om precies te zijn, de egel. Ik spot hem wel eens op zwoele zomeravonden, als ik thuiskom met een wijnhoofd en mijn fiets in het hok wil opbergen. Of eigenlijk spot hij mij. Dan komt hij aanhobbelen, kijkt toe hoe ik mijn sleutel in het sleutelgat probeer te krijgen, en als dat hem iets te lang duurt, schudt ie meewarig zijn kopje en hobbelt ie terug naar zijn hol. Dichter bij avontuur kun je niet komen.
Mogen egels te boek staan als solitaire wezens, een paar avonden geleden zag ik niet minder dan drie stuks in het donker zitten. Ik aarzelde geen moment, pakte mijn camera en sloop op het trio af, tot op een paar centimeter. Maar schrikken ho maar. Ze rolden zich niet op, renden niet weg. Integendeel, ze gingen rustig door met wat ze aan het doen waren: in een kringetje rondwaggelen, snuivende en knorrende geluiden makend. Een shamanistische egeldans? Het zag er in ieder geval knap lullig uit, en vooral disfunctioneel. Ze waren niet aan het paren of op slakkenjacht, beten elkaar geen oor af in de strijd om een vrouwtje, groeven niet eens een hol, ze deden maar wat! Ze vielen zelfs een paar keer in slaap, pal voor mijn neus. Nachtdieren die ’s nachts tukken!? (Waar is een staaf dynamiet als je hem nodig hebt!)
Gelukkig maakte een van hen oogcontact met mij, alsof ie in mijn gemillimeterde coupe een über-egel herkende. Wel een kwartier lang hebben we een wedstrijdje wegstaren gespeeld. Spotten met diepgang was het, al zullen de buren in mij vooral een dronken gek hebben vermoed, want vanaf de balkons waren de egels niet te zien. ‘Kijk, die kale is duivenstront aan het fotograferen!’
Voorlopig houd ik het bij deze reportage. Niet omdat ik teleurgesteld ben in de luie egels, maar omdat de natuurman in mij zichzelf de volgende avond keihard is tegengekomen toen ik een spin op mijn rijstpapieren lamp aantrof. Een gerande oeverspin om precies te zijn, de Dolomedes fimbriatus, ook wel Big motherf*cker genaamd. Hij was zo zwaar dat ik hem over het rijstpapier kon horen lopen (!). Nooit eerder beseft dat ik een arachnofoob was, maar toen ik hem bibberend in een teil had opgevangen en hem op het balkon van de buren had geslingerd, begreep ik opeens waarom normale mensen het liever bij spotten houden. ‘K-k-kijk, een B-b-big m-m-motherf-f-fucker!