Blog
- Categorie: Blog
Kensie nich normoal Neiderlands proate?
Effe chillen met moonshine in de moerassen van Nederweert. Lekgestoken door lokale malariamuggen, maar wél wilde varkens, reeën, vossen, dassen en een (zeldzame!) boa constrictor gespot. De natural high van Fiery Jamaican Root Ginger! Inne daag neet gepos, inne daag neet gelaef!
- Categorie: Blog
Met de buks des levens
Lang, lang gelden kwam mijn vader na een bezoek aan de kermis thuis met een raar wondje in zijn voorhoofd. Het bleek veroorzaakt door ’t luchtbukskogeltje dat ie had afgevuurd in de schiettent. Dat wisten we zo zeker omdat het niet alleen was teruggekaatst, het bleek zelfs in zijn schedelhuid genesteld, platgedrukt en wel. Waarom ie ‘t niet direct had gevoeld… bord voor z’n kop? Gelukkig was ie huisarts dus wist ie het kogeltje er met een aardappelschilmesje vakkundig uit te snijden. Als kennissen naar het litteken vroegen mompelde hij iets over ‘de oorlog’, waarop een respectvol zwijgen volgde.
Tig jaar later ben ik met vrienden op vakantie in België. Het is zo’n vakantie waarbij alles precies verloopt zoals je bij vakantie verwacht: rampzalig. Verkeerde paspoorten, verkeerde hotel, verkeerde drank, verkeerde vrouwen. Net als ons moreel een dieptepunt heeft bereikt treffen we een kermis. Met schiettent. Ik strooi grommend wat frankskes op de balie, krijg een geladen buks aangereikt, leg aan en béng! Bingo!
Of eigenlijk niet. In plaats van op de roos had ik namelijk op de stalen plaat ernaast gemikt, in de hoop de voorhoofden van mijn chagrijnige vrienden te raken. Helaas, ‘t was bull’s eye, dus werden onze pruilende smoelen vereeuwigd door de polaroid. Later in het verkeerde hotel heb ik nog even met een aardappelschilmesje in mijn voorhoofd zitten kerven, maar het werd meer een aardappelschillitteken dan een overtuigende oorlogswond. Als kennissen er naar vragen mompel ik iets over ‘de vakantie’, waarop een respectvol zwijgen volgt.
- Categorie: Blog
En het verzadigde groen
Soms ga ik tijdens zo’n wedstrijd even een blokje om. Zogenaamd om de benen te strekken, maar eigenlijk als stil protest. Een middelvinger naar de gelegenheidshooligans die zich op commando in oranje hijsen. Naar hun ongein en hun enge nationalisme. Dat zal ze leren! Denk ik dan, als ik met nijdige passen over de kade snel.
Toch volgen sommige van mijn beste vrienden het WK. Sterker nog, ze kijken allemaal. Als ik hen vraag waarom, komt er steevast iets van vroeger boven drijven. Met pa naar het Kasteel van Sparta, of gewoon zelf een balletje trappen. Fanatiek zijn ze niet meer. Een guilty pleasure, da’s voetbal voor hen geworden.
Omdat ik als snotneus nauwelijks buiten kwam zijn mijn herinneringen aan voetbal beperkt tot televisiebeelden. Of beter gezegd: het beeld van mijn vader, languit voor de buis liggend op het elektrostatische tapijt, sigaretten, asbak en goedkope sherry binnen handbereik. Nog vóór de aftrap begon ie al. Met zijn ‘commentaar’. Alles wist ie beter, en dat zou iedereen weten ook. Hij schold op missende spitsen en trage keepers, brulde bij kansen en loeide bij scores, liet ronkende winden bij strafschoppen. Alles kwam eruit. Zijn mislukte huwelijk, zijn zeikende patiënten, zijn ondankbare kinderen. Voetbal was zijn uitlaatklep. Zijn oorlog.
Ik zat erbij en keek er naar. Niet naar de wedstrijd, naar hem. Vroeg me af bij welke lantaarnpaal hij mij gevonden had, en vooral wanneer hij me daar weer terug zou leggen. Want met deze man had ik niets gemeen. Wilde ik niets gemeen hebben. Terwijl het ijle gejuich van het stadion het vacuüm van onze huiskamer vulde, nam ik me voor om me nooit meer door de verzadigde groentinten te laten gijzelen.
Natuurlijk, het is allemaal jaloezie. Eigenlijk wil ik me maar wat graag in zo’n juichpak hijsen, vuvuzela fier overeind geblazen. Lekker meedoen. Het zou me goed doen. Als ik wat meer als mijn vader was geworden. Maar dat is niet zo.
Niettemin kruipen de genen waar ze niet gaan kunnen. Dus mocht Oranje de finale halen, misschien dat ik dan toch even ga spieken. Op de kade. Op mijn mobieltje. Wapperend met de Duitse vlag, want als overloper moet je érgens beginnen.
- Categorie: Blog
Op Zuid
Vrijdag had ik een reünie, mijn eerste in 33 jaar. Natuurlijk niet van school, Nijenrode of de roeivereniging. Maar van stamkroeg De Kroonkurk op de hoek van de Doklaan in Zuid. Een café where everybody knew my name. Er kwam van alles. Van loodgieter tot huisjesmelker, van scholier tot Shell-bobo. Spil waren de vreselijk ad remme barman Jan en zijn vrouw Door die de lekkerste bruine ballen van Rotterdam bakte. Toen bleek dat mijn vader hun zoon ter wereld had helpen brengen, kreeg ik prompt de status van kroegmascotte. Ik hing er aan de toog alsof ik mijn thuis had gevonden.
De Kroonkurk dankte zijn naam aan de duizenden bierdoppen die tegen de wanden waren getimmerd en samen een indrukwekkende wandschildering vormden. Een uniek aangezicht, vooral omdat de kroonkurken zo bruingerookt waren dat niet duidelijk was wat het tafereel voorstelde. De haven? Het vagevuur? Attila in de Alpen? Een Rorschachtest, zeker met spiritualiën achter de kiezen. Daarbij drong zich de vraag op of de makers de doppen eerst één voor één beschilderd hadden en onder de sigarettenrook hadden geblazen, en daarna pas tegen de wand hadden getimmerd als een enorme nicotineuze Jumbo-puzzle, of dat zij zich er met een Jantje van Leiden vanaf hadden gemaakt en pas achteraf zijn gaan wandschilderen/kettingroken. Kortom, een omgeving die aanzette tot doordenken.
In ’81 werd de Kroonkurk platgewalst door de Vooruitgang. Barman Jan ging op de Beurs werken, vrouw Door bakte haar ballen voortaan alleen nog bruin voor Jan. En wij zijn allen uitgevlogen. Om kaler, dikker en grijzer te worden, zo bleek tijdens de reünie. Goddank had niemand carrière gemaakt en lachten & ouwehoerden we met eenzelfde overgave als we toen deden. Sterker nog: als je je ogen toekneep leek het alsof we die 33 jaar gewoon aan de bar waren blijven hangen. Een even huiveringwekkende als geruststellende gedachte.
- Categorie: Blog
Striplezende commando's
Raymond & Rein. BFF’s in een tijd dat dat nog helemaal niet bestond. Toegegeven, op die leeftijd was er ook weinig voor nodig. Na school kwam Raymond bij mij een stripboek lezen en als hij het uit had ging ie weer naar huis. In geen eeuwen heb ik hem gezien, maar wat is een eeuw in het licht der eeuwigheid.
Voor volwassenen liggen de Best Friends Forever niet voor het oprapen. Dat komt door een banale natuurwet die stelt dat de kwaliteit van een vriendschap niet bepaald wordt door romantische factoren als daadkracht, betrouwbaarheid of zorgzaamheid. Maar door duur. Hoe langer de vriendschap, hoe sterker de band. Even logisch als onrechtvaardig.
Bij een jeugdvriendschap is de kans namelijk ‘t grootst dat die persoon jou iets ontzettend genants heeft zien doen. Wulps dansen met een open gulp op een schoolfeestje of een fles vieux uitbraken over een Franse expat. Alleen een schoolmaat of een studievriend weet hoe erg je bent. En houdt dat voor zich. Zo’n omerta schept een band. Daarom koester ik mijn vergeelde contacten, terwijl ik me eigenlijk heel andere BFF’s had gewenst. Vrienden die daadkrachtig, betrouwbaar en zorgzaam zijn. Army buddy’s bijvoorbeeld.
Jammer genoeg stam ik uit 1959. Een bouwjaar dat ‘buitengewoon dienstplichtig’ was. Ik hoefde niet in dienst, terwijl ik eigenlijk commando had willen worden. Ik zag het al helemaal voor me: dat boot camp had een vent van me gemaakt, mijn medesoldaten zouden mijn broeders worden. Ons peloton gedropt achter de linies, omsingeld door Vietcong, weggedoken in een loopgraaf, granaatscherven voor elkaar opvangend, elkaars afgeschoten ledematen verbindend, voor elkaar doodbloedend. Kameraden voor het leven!
Maar BFF’s heb je niet voor het kiezen. Die heb je al gekozen. Onbewust. Ooit. De BFF-wet is dan ook vooral onrechtvaardig naar nieuwe vrienden toe. Kanjers die door je ballotage zijn gekomen en alle recht hebben op je Best Friends Foreverschap. Maar die jou nooit echt zullen leren kennen. En om nou samen te gaan survivallen in de Ardennen opdat je over 40 jaar traumatische paintball-momenten kan delen boven de bbq, dat voelt toch wat krampachtig.
Ik moet het dus van Facebook hebben. Nieuwe vrienden-van-vroeger, die weten hoe erg ik ben en tóch met me willen survivallen. Liever echter krijg ik een vriendschapsverzoek van Raymond. Als hij niet moeilijk doet over onze 45 jaar durende radiostilte en gezellig een stripboek bij me komt lezen, dan is dat forever. Ware vriendschap, ‘t is toch vooral een kwestie van uitzitten.