Blog
- Categorie: Blog

Op papier lijk ik ervoor in de wieg gelegd. Ik heb de werklust van een paard, kan bogen op een militaire zelfdiscipline, loop over van verantwoordelijkheidsgevoel en maak graag contact. Geen wonder dat ik ooit gedacht heb dat er een ondernemer in mij schuilgaat.
Sterker, ik heb twee keer als zzp’er een tekstbureautje opgezet. Beide keren begon ik vol goede moed, want ben een kei in voorbereiden. Wekenlang sleutelde ik aan de bedrijfsnaam en het logo. Ik ontwierp zelf het visitekaartje en het briefpapier. Goed beslagen ten ijs!
Maar hoe kom je aan klanten? Het internet stond nog in de kinderschoenen. Een website had ik niet. En netwerken, dat vond ik lucht bakken. Ik wilde écht contact maken. Ander verbeterpunt was mijn perfectionisme. Als ik al aan een klant wist te komen, werkte ik veel te lang aan de tekst. Ik wilde dat hij trots op me zou zijn, dat ie mijn beste vriend zou worden. Maar een klant is geen vriend. Hij is de vijand. Hij wil zo min mogelijk betalen voor een zo goed mogelijk product. Aangezien ik mijn perfectionisme noch kon doorberekenen noch wilde opgeven, werd ik dief van eigen portemonnee. Verstopt achter een stapel briefpapier.
Wat meespeelde was dat mijn avonturen voortkwamen uit noodzaak. Ik ging ondernemen omdat ik mijn baantjes niet volhield. Overigens niet vanwege de werkzaamheden zelf. Ik houd van schrijven, en mocht soms workshops leiden om te analyseren wat de klant precies wilde. Minder geschikt was ik als ondergeschikte. Als ik merkte dat een baas zijn mensen misbruikte kwam ik innerlijk in opstand. Die woede moest ik opkroppen, tot ik me gijzelaar voelde van mijn loonstrookje. En me ziek meldde. Om thuis te dagdromen van ondernemen.
Vijftien jaar geleden was ik definitief opgebrand als werknemer. Maar allerminst als schrijver. Ik besloot nog eenmaal te zzp’en. Nu samen met een websitebouwer die ik nog kende van een baantje. Een nuchtere doener. We zouden een compleet pakket aanbieden: website mét tekst. Uniek! Ik stelde ‘Het Webambacht’ voor als bedrijfsnaam. Nieuwe media met ouderwetse kwaliteit. In no time hadden we een no nonsensewebsite klaar. Knallen maar!
Onze eerste klant kwam gek genoeg uit mijn netwerk. Hij had mijn blogs online gespot. Onder de indruk van mijn stijl huurde hij het Webambacht in. Even later stond ik in een kantoortuin op een whiteboard te kalken. Samen met de drie (!) directeuren probeerde ik helder te krijgen wat ze precies wilden. Een van hen, een kale zeezeiler, maakte spottende grappen over de workshop. Hij wist namelijk precies wat ie wilde. Stond ik daar, als bazelende luchtverkoper. Ik hield verder mijn mond, noteerde hun wensen en ging thuis typen. Waarna ik de tekst eindeloos moest redigeren omdat de bovenbazen nog perfectionistischer bleken dan ik mijzelf waande. Toen de site af was besloot mijn compagnon te emigreren. Het Webambacht werd opgeheven. Zat ik weer achter een stapel briefpapier.
Jaren later werd ik opgebeld door een onbekende stem. De zeezeiler! Hij vroeg zich af van wie dit nummer op zijn foon toch was. We hebben een uur zitten ouwehoeren. Over boeken en blogs, de enige visitekaartjes waar ik me niet voor schaam. Toen ik opgehangen had leek het of ik van mijn laatste klant mijn beste vriend had gemaakt. Dat heb ik nodig. De illusie dat het niet om geld gaat, maar om gedeeld enthousiasme. Ik weet nu ook wat er in mij schuilgaat. Geen werknemer. Geen ondernemer. Zelfs geen ambachtsman. Slechts een ijverige dagdromer die blogs bakt om contact te maken. Allez, écht contact.
Op de foto uw luchtverkoper in 2011 voor de website (het portfolio bestond voor 99% uit klanten van mijn compagnon)
- Categorie: Blog

Er bestaan twee soorten mensen: sterfelijken en onsterfelijken. De eerste categorie bestaat uit mensen die de zekerheid hebben dat hun leven eindig is. Hetzij omdat ze gehoord hebben dat ze aan een ongeneeslijke ziekte lijden, hetzij omdat ze concrete zelfmoordplannen hebben gemaakt, hetzij omdat hun executie wacht. Sterfelijken leven bij uitstek in het nu, zijn doordrongen van het aardse. Ze staan fundamenteel anders in het leven dan onsterfelijken.
Tot die laatste categorie reken ik mijzelf. Natuurlijk ik ga ooit dood, maar er is nog geen uiterste houdbaarheidsdatum voor mij vastgesteld. En misschien gaat dat ook nooit gebeuren. Daarom kan ik – onbewust – in de waan leven dat er geen einde komt aan dat leven. Immers, er is een wezenlijk verschil tussen wéten dat je sterfelijk bent en dat daadwerkelijk beséffen. Onsterfelijken leven in een voortdurende staat van ontkenning.
Aan mijn ontkenning wordt getornd. Naarmate ik ouder word zie ik in mijn omgeving steeds vaker onsterfelijken sterfelijk worden. Meest door ziekte. Als ik met hen praat betrap ik me erop hun Het Geheim te willen ontfutselen: ‘hoe het leven meer te waarderen’. Want dat lijken sterfelijken te doen, juist door dat slechtnieuwsgesprek. Terwijl ik het te weinig doe, misschien omdat er nooit sprake is geweest van een gesprek waarbij ik wilde luisteren.
Maar op Facebook barst het van de onsterfelijken die de dag plukken als sterfelijken. Romantische etentjes, doe-vakanties, familiefuifjes, vlammende pamfletten, gouwe ouwen, liefhebbende ouders en therapeutische wandelingen. Al scrollend passeert er een maalstroom van levenslust aan me, een stroomversnelling van hoogtepunten waar ik als watertrappelaar in dreig te verzuipen. Zouden zij Het Geheim hebben achterhaald? Of door God zijn ingehuurd om het leven te promoten nu zijn evenbeeld zoveel gebreken vertoont? Facebook is als de website van een levensverzekeringsmaatschappij.
Misschien voel ik me er daarom niet altijd op thuis. Alsof ik anders in het leven sta dan de meeste onsterfelijken. Is ook wel zo. Ik voel me bij weinig mensen echt op mijn gemak. Word zelden verliefd. Vind vakanties tijdverspilling. Tijdens etentjes verlang ik naar de kroeg. Gouwe ouwen kan ik niet aanhoren omdat gruw van herhaling. En ouders verblog ik liever dan dat ik hen inlijst. Ik ben een moeilijke man. Maar mijn kritische blik maakt me allerminst blind voor de wonderen des levens. Je moet alleen willen zien waar ik naar kijk.
Ik vind schoonheid op plekken die anderen liefst mijden. Op een metrostation waar een jongere opgaat in een roman, omringd door pendelaars die hun contactverslaving met foons voeden. In mijn afbraakwijk, waar een straatterroristje zijn scooter piepend afremt om me een compliment te geven voor mijn ‘filosofische’ baard. Op het schreeuwerige YouTube waar ik geroerd word door een obscure song over desillusie. In mijn moeders stinkende nalatenschap, waaruit ik de schoonste kunst weet te peuren. In de gietregen van Holendrecht, waar een conductrice met engelengeduld een vleugellamme duif voert. Parels met een rouwrandje.
Wees gerust, ik zal deze sentimenten niet in de maalstroom van Facebook werpen. Het algoritme ontdekt mijn plekjes liever niet. Wel hoop ik dat de momenten nog eens langskomen in mijn achterhoofd. Bij voorkeur vóór mijn sterfbed, liefst nog voordat ik Mijn Datum te horen krijg. Want, sterfelijk of onsterfelijk, ik wil fundamenteel hetzelfde in het leven blijven staan: magie spottend op plekken waar anderen er geen gat meer in zien.
Meer ontkenning op www.reinhannik.nl
- Categorie: Blog

Misschien komt het doordat ik ben opgegroeid in een steenkoud monumentaal pand. Misschien komt het doordat mijn ouders de oorlog hebben meegemaakt en daarover graag gruwelverhalen vertelden (‘de honger!’ ‘de lijkenlucht!’ ‘de bajonetten!’). Misschien komt het doordat mijn moeder ons soms vergat te voederen. Feit is dat er een survivalist in mij huist.
Ik beschik over waterdichte schoenen, dito parka en een regenbroek om watersnood te trotseren. Boodschappen doe ik zo goedkoop mogelijk in supers waar ze de artikelen niet eens uit de dozen halen, liefst om 08:01 uur als het uitgestorven is en de schappen nog vol zijn. In mijn sleutelhanger zit een opgerold briefje van vijftig, voor als mijn portemonnee gerold wordt in den vreemde. Naast een stadsfiets heb ik een mountainbike die ondanks de grote wielen gratis mee mag in de trein want vouwbaar. Mijn zonnebril is niet alleen op sterkte, ook ‘wrap around’, zodat mijn zieke ogen niet verblind worden door woestijnachtige zonuren.
Mijn foon is beveiligd met zowel duimafdruk als swipe-code. In mijn rugzak zit een eenpotig statief waarmee ik mij kan afweren, maar dat tevens kan doorgaan voor foto-gear, mocht de rechter gaan zeuren. Als ik mijn sleutelbos buitenshuis kwijtraak kan ik via een ingenieuze two factor autentication toch mijn flatje in. Op mijn desktop loeit een virusscanner om mijn blogs 24/7 te beschermen tegen Russische hackers. Telemarketeers durven mij al jaren niet meer te bellen. Ik ben een prepper die op oorlog wacht. De Apocalyps mag ook.
Veel van deze neurotische handigheidjes zijn het resultaat van zelfvervloeking na het begaan van stommiteiten. Stap voor stap heb ik geleerd oplossingsgericht te denken. Dat voelt stoer, die zelfredzaamheid. Soms waan ik me een huis-, tuin- & keuken-Navy Seal. Maar nu Nederland een crisis wacht en overleven mainstream dreigt te worden, is de lol eraf.
Gas en boodschappen zijn onbetaalbaar geworden. Niet alleen voor kerkratten als ik, ook voor Jan Modaal en middenstanders. Met Prinsjesdag krijgen we wat aalmoezen toegeworpen, maar iedereen weet dat deze Hongerwinter het nieuwe normaal wordt. De kloof tussen arm en rijk groeit uit tot een Grand Canyon, Nederland wordt een poor man’s USA zonder American Dream. En Hollanders zijn niet gebouwd op zelfredzaamheid. Wij vertrouwen op de overheid.
Wat de crisis zo angstaanjagend maakt zijn geluiden binnen het kabinet waaruit blijkt dat het geen benul heeft van leven onder de armoedegrens: ‘We moeten beseffen dat we samen stukje armer zullen worden’. Dat kun je parafraseren als: ‘Als ze geen brood hebben, dan eten ze toch cake!’ De media lijken evenmin doordrongen van de urgentie, want reppen over ‘groepen die het lastig krijgen’. Alsof het over een dozijn morrende horigen gaat, over De Anderen. Zouden kabinetsleden en redacteuren zelfs maar vrienden hebben die financieel in de problemen komen? Of blijft armoede voor hen beperkt tot wat slum safari?
Deze winter zal ik mij bewijzen als prepper. De thermostaat gaat op nul. Moet kunnen, want ik heb een elektrisch verwarmde hoodie met powerbank aangeschaft. Op één lading kan ik het thuis een dag uithouden, mits ik tevens parka en regenbroek aantrek. Lastiger wordt het voor Jan Modaal en koters, zeker als die in een steenkoud monumentaal pand wonen. Gelukkig stimuleert crisis ook solidariteit. Behoeftige gezinnetjes kunnen bij mij de cursus ‘Stadsduif braden op waxinelichtjes’ volgen, opgewarmd met gruwelverhalen over Huize Hannik. Hangt een prijskaartje aan, maar da’s de schuld van de inflatie. Dessert (cake) zelf meenemen!
- Categorie: Blog

De patiënten hadden een afscheidscomité opgericht. Deze uitverkorenen, die de 2000 man tellende praktijk van mijn vader vertegenwoordigden, zouden ons huis aandoen om hem een cadeau aan te bieden. Als dank voor zijn goede zorgen als huisarts, bijna 20 jaar lang.
Mijn vader was populair onder zijn mensen. Terecht. Met zijn nuchterheid, betrokkenheid en humor stond hij bekend als een mensenmens, lang voordat die term gebezigd werd. Bovendien was hij vrij van kapsones, terwijl een arts medio jaren ’70 nog voor een halve notabele doorging. Onze brievenbus stroomde over van de dankbrieven, de enveloppen verzegeld met traanvocht. Ze konden mijn vader niet op andere gedachten brengen.
Hij verkocht zijn praktijk om keuringsarts te worden bij het GAK. Deze zelfdegradatie tot loonsloof kwam geen dag te vroeg. Mijn vader werd gesloopt door de weekenddiensten, de nachtelijke telefoontjes, de onzekerheid die het ondernemerschap met zich meebrengt. Toentertijd stond je er als huisarts alleen voor. Hij snakte naar normale werkuren, vrije tijd en vakantiedagen. Naar een weekend lang wegdromen boven een historische roman, zoals ik dat deed voor mijn aquarium. In gedachten even ergens anders zijn.
Maar eerst het comité over de vloer. Voor mijn moeder betekende dat een menselijke ramp. Was ze vroeger allergisch voor patiënten, nu was ze als de dood voor hen. Dagelijks hoorde ze hen kwaad spreken over haar als ze langs liepen over de singel. Zouden ze haar straks uitlachen? Wegkijken? En moest ze hun koekjes voeren? Sigaretten? Ze had ons kinderen in opperste staat van paraatheid gebracht. Vreemden over de vloer! Haren kammen! Ik had zelfs mijn aquarium in de woonkamer schoongemaakt. Nooit eerder leek ons gezin zó normaal.
Daar kwam het gezelschap aanzetten. Een half dozijn dames en heren op leeftijd, voor de gelegenheid opgedirkt als kerkgangers. De dames gedoopt in eau de cologne, de heren gehuld in pakken van overleden vaders. Ze hadden een kolossaal cadeau meegenomen dat door twee man getild moest worden. Verpakt in zilverpapier, ingesnoerd door een rode strik.
Wat volgde was een gruwelijk uur van opzitten. Op het skai lederen bankstel, met een augurk in het achterste, peentjes zwetend uit de oksels. Nog een kopje koffie? Koekje erbij? Sigaretje? Mijn moeder deed zó haar best. Ik zag haar groen wegtrekken, verlangend naar het Jappenkamp. Ze was gebouwd op overleven, niet op theeleuten. Natuurlijk werd mijn vader in het zonnetje gezet, op het gênante af. En natuurlijk zei hij dat het met pijn in zijn hart was, dit afscheid. Toen was het tijd voor het cadeau. Strik los! Uitpakken!
Het bleek een televisie. Maar niet zo maar een. Een grootbeeld KLEUREN-tv. Met maar liefst TIEN voorkeuzemogelijkheden. Meeste indruk maakten de TIPTOETSEN; je hoefde geen knop in te drukken om te zappen van Nederland 1 naar Nederland 2 en terug – een aanraking volstond! De 21ste eeuw had huize Hannik bereikt. Mijn aquarium moest het veld ruimen.
De baan zou mijn vader geen soelaas bieden. Probleem van het oplossen van een crisis is dat er dan ruimte komt voor een andere crisis. Zoals een echtgenote die opgenomen moet worden met paranoïde klachten. Maar die namiddag, toen het comité vertrokken was en wij ons abnormale zelf konden zijn, hebben we als een echt gezin zitten wegdromen voor de verzadigde kleuren van de toekomst. Samen even ergens anders zijn. Een aanraking volstond.
- Categorie: Blog

Het kwam door dat huis. Piet woonde in een schitterende villa nabij Boijmans Van Beuningen. Het gezin had de ambstwoning toegewezen gekregen omdat Piets vader ambassadeur was. Het pand zag er – op een ouderwetse manier – hypermodern uit, met wit pleisterwerk, grote ramen en afgeronde meubels. Zo anders dan ons spookhuis met tweedehands meuk! Vooral de keuken, badend in daglicht en geurend naar verse kruiden, had een hemelse ambiance. Een plek waar je je welkom voelde. Ik was er kind aan huis.
Het kwam ook door de ouders. Met haar blonde lokken en zwevende jurken leek Piets moeder een arische godin. Immer goedlachs maakte ze de lekkerste dingen voor ons klaar in de keuken. Zo anders dan mijn moeder! Die zat liever achter de ezel dan het fornuis. Piets vader was ook anders dan mijn pa. Gekleed in maatpakken met zijden dassen walste hij door de vertrekken met de zwier van iemand die gewend is te delegeren. Een man van de wereld! Mijn vader was meer van de koude grond: een ambachtsman die met lompe stappen en lubberende broeken zijn praktijk runde. Piets ouders waren zo gepolijst dat ze bij de villa leken te horen en de jongeman een vlekkeloze jeugd moesten bezorgen.
Piet zelf had ik op de lagere school leren kennen. Dat hij uit het buitenland kwam was voor mij een pré. Ik koos altijd voor uitheemse kameraadjes (Deens, Surinaams, Chinees) omdat die net zo afwijkend leken als dat ik me voelde. Dat gold zeker voor Piet. Hij was net zo’n dagdromer als ik. Ook deelden we een passie voor ‘uitvinden’. Ik zag mijzelf graag als een kwantummechanicus à la Guust Flater. Piet was behalve denker vooral doener. Op het dakterras had hij allerlei apparaten staan die hij uit elkaar haalde om ze weer foutloos in elkaar te schroeven. Dat deed ie onbevreesd, ook omdat er in de villa nooit klappen vielen.
Misschien voelde ik me er daarom nooit helemaal senang. Alles was er zo… perfect. Alsof ik in een simulatie was beland, een pedagogisch experiment. Die moeder die de godganse dag gastvrij liep te doen met haar eeuwige glimlach… maar kunst maken zoals mijn moeder kon ze niet. En die vader die de godganse dag succesvol liep te doen met zijn zwier… maar mensen beter maken zoals mijn vader kon ie niet. Toen het gezin werd overgeplaatst naar een villa op de evenaar, beloofden Piet en ik elkaar te schrijven. Waarop het contact verwaterde.
Nu internet van de wereld een dorp heeft gemaakt komt Piet weer voor op mijn radar. Hij is ingenieur geworden. Een briljante! Eerst werkzaam bij een bekende vliegtuigbouwer, nu topmanager bij de Amerikaanse luchtmacht. Specialiteit: artificial intelligence.
Op YouTube presenteert hij zijn high-tech verhaal met aanstekelijk enthousiasme, ondanks die kapot gepoetste jeugd. Zo daagt hij zijn team graag uit om out of the box te denken. ‘Ontwerp een compleet nieuw soort pennenhouder!’ grapt hij met serieuze grijns. Ik denk gelijk mee. Maar belangrijker: zou je met AI ideale ouders kunnen ontwikkelen?
De villa nabij Boijmans Van Beuningen staat er nog steeds. Het is een museum geworden. Of is het een simulatie? Bestemd voor dagjesmensen die dromen van kokkerellen en delegeren. Binnenkort ga ik er langs om mij succesvol te voelen. Of liever nog, om er met een pen te spelen. Op het dakterras uiteraard. Out of the box, de enige plek waar ik me thuis voel.