Blog
- Categorie: Blog
Een wolf omringd door schapen. Dat voelde ik me in het werkgroepje. Stoerder dan de andere studenten. Ruiger. Doorleefder. Alleen al vanwege mijn motivatie. Ik was geen psychologie in Utrecht gaan studeren uit honger naar kennis, maar om uit mijn bestaan te ontsnappen. Weg van de uitzendbaantjes, de werkloosheid, het kroeghangen. Weg van het Rotterdamse. In den vreemde kon ik me presenteren als de Veteraan des Levens die ik geworden was. Ja toch?
Zo vond ik mijzelf enorm getraumatiseerd door mijn jeugd. Die had er ingehakt vanwege een gekke moeder en een agressieve pa en een hele hoop chaos. Van mijn medestudenten droop de moederliefde af. Die kwamen natuurlijk uit een goed nest met normale ouders. Mijn thuis zouden ze nooit getrokken hebben. Door die roots had ik nu een blik alsof ik in Vietnam had gediend. Zeker als ik hem in de spiegel oefende.
Verder vond ik mezelf ontzettend street wise. Opgroeien in de nitty gritty grootstad, da’s heftiger dan ontspruiten in de provincie. Die studenten kwamen natuurlijk uit zo’n dorp, afgeschermd van de boze buitenwereld. Ze roken nog naar schoolbanken! Ik had na mijn diploma in fabrieken gesloofd, om steeds ontslagen te worden omdat ik het niet trok. Dat kon je van mijn smoel aflezen. Zeker als ik een shagje opstak en dan diep inhaleerde.
Ik vond mezelf een echte nachtbraker. Sterker, ik had mijn maagslijmvlies een keer weg gezopen met whiskey. Ook LSD gebruikt, speed en coke gedaan. Daarom had ik altijd librium op zak, tegen paniekaanvallen. Gezien hun appelwangetjes waren deze jongens en meisjes nooit fatsoenlijk aan de roofbouw geweest. Ja, een stickie op de stoep, een biertje op de roeivereniging. Ik leek met een kater net Bukowski. Zeker als ik mijn ogen samenkneep.
Mijn muzieksmaak vond ik vreselijk enigmatisch. Ik verzamelde bootlegs van The Doors en cassettes van zelfmoordbandjes. Die studenten kwamen natuurlijk niet verder dan de Top 40 en wat slappe pasjes in de disco. Tijdens de punk liep ik rond in tenten waarin iedereen elkaar onder rochelde. Portiers knikten me toe met een blik van verstandhouding omdat ik net zo’n penetrante staar had als Jim Morrison. Zeker als ik hen een knaak toestopte.
Ik vond mijn vakanties absoluut grensverleggend. Terwijl de studentjes op Tienertoer gingen om na de vossenjacht pap te eten in de jeugdherberg, doorkruiste ik op mijn motor de Sierra Nevada woestijn. Niet harder dan 80 natuurlijk, het ging om het outlaw biker gevoel. Ik had ook altijd een zakmes bij me. Er is een Angel aan mij verloren gegaan, bedacht ik me toen ik de Wegenwacht belde met een lege tank. Zeker als ik mijn Lou Reed-zonnebril opzet.
Mijn kamer in achterbuurt Spangen vond ik ongekend authentiek. Liever overleven tussen het plebs dan lang leve de lol in een studentenhuis vol schapen die papegaaien. Mijn maten waren geen studenten maar autodidacten. Die hadden geen universiteit nodig, laat staan een dispuut. Ze maakten je af voordat je er erg in had. Echt Rotterdams! Dankzij hun sarcasme had ik nu de huid van een olifant. Klaar voor de wereld. Lives hard, plays hard! Zeker in Utrecht.
Dat zou ik allemaal zeggen als ie aan de beurt was bij het kennismakingsrondje. Eigenlijk had ik alles al meegemaakt wat je in het leven kunt doen. Ja toch? Nou ja, álles… Op dat éne na. Zou je dat van iemands gezicht kunnen aflezen? Of ie het al gedaan heeft? Met een meisje?
- Categorie: Blog
Echt. Het vlekje heeft de vorm van zo’n wit SMS-icoontje. Alsof mijn onderbewustzijn me iets wil vertellen. Of is het mijn beschermengel? Van de zomer begon de vlek me op te vallen. Hij hinderde me bij het lezen. Eerst gaf ik de felle zon de schuld. Maar hij verscheen steeds op dezelfde plek en – alarmerender – in mijn rechteroog. Dat behoort gezond te zijn. In tegenstelling tot mijn linkeroog, dat blind wordt door een erfelijke ziekte. Soms verandert het icoontje in een kleurrijke ‘dia’. Een mini-hallucinatie, eveneens geërfd van mijn psychotische moeder? Ik besloot een afspraak te maken met de oogpoli. Daar ben ik kind aan huis vanwege mijn linkeroog. Ik moest aandringen, want mijn zicht was onlangs nog stabiel bevonden.
Begrijp me goed, ik ben allergisch voor gezeur over ziekten. Mensen die op hun praatstoel ploffen voor hun kwalen, ik kan ze niet uitstaan. Alsof malaise recht geeft op onverdeelde aandacht. Zelf benader ik ziekte rationeel. Ik schakel mijn gevoel uit, bedenk het worst case scenario, maak een plan en voer dat plan uit. Niet zeuren, niet piekeren. Doen! Maar door dat consult heb ik opeens een enorme behoefte om over mijn ziekte te zeuren.
De oogarts constateerde erfelijke degeneratie van het netvlies in het gezonde oog. Hij bracht het nieuws alsof het mij bekend zou zijn. ’t Stond immers al in mijn dossier. Ik wist van niets. Het zei me weinig. Iets met ouderdom? De arts deed er niet dramatisch over, dus ik haalde de schouders op. Even later fietste ik zuchtend huiswaarts.
Maar dat vlekje zuchtte ik niet weg. Ik googelen. Netvliesdegeneratie blijkt niet uitzonderlijk na je 50ste. Wel ingrijpend. En ongeneeslijk. Het centrum van je zicht wordt aangetast, om te ontaarden in een zwart ‘gat’. In de toekomst moet ik rekening houden met visuele beperking. Lezen, schrijven en internetten worden lastig. Films onbegrijpelijk. Gezichten onherkenbaar. Ooit kan ik mijzelf niet meer zien in de spiegel. Wacht mij het Grote Verdwijnen?
De gedachten sloegen op hol. Hoe lang kan ik nog met vrienden naar de sneak om te flirten met die ene ouvreuse? Hoe zit het met zelfstandig boodschappen doen in de paupersuper? En wandelen langs het kanaal, lukt dat zonder kopje onder te gaan? Word ik straks opgenomen in zo’n tehuis vol Jules de Kortes die zeuren over ziekten? Ik kreeg er slapeloze nachten van.
Opnieuw de poli gebeld. De arts vond mijn pessimisme wat ‘dramatisch’. Die reactie vond ik wat ‘rationeel’. Ik steven af op het Zwarte Gat en ben nu een drama queen!? Ik heb recht op onverdeelde aandacht! Volgens hem kan de aftakeling járen duren. Veel ouderen leren ermee leven. Maar dat wilde ik niet horen. Ik wil niet gesust worden met verhalen over genietende opa’s. Ik ben van het worst case scenario. Op het ergste voorbereid zijn, dát maakt mij rustig.
Enfin. Niet zeuren, niet piekeren. Doen! Wederom gegoogeld, nu naar geruststellende info. Over lotgenoten, diëten, hulpmiddelen. Maar ik stuitte vooral op verhalen over depressie en injecties in ogen. Verder blijkt er een complete industrie te draaien om visuele beperking, tot en met onbetaalbare elektronische wonderbrillen. Sites vol stockfoto’s van euforische bejaarden. De opa’s van mijn oogarts! Ik wil ze het licht uit de ogen slaan.
In plaats daarvan stuur ik mijn beschermengel een SMS. Of ze me nog een paar jaar het licht in de ogen wil gunnen. Want een schrijver zonder schrijfsels, da’s bitter, zelfs voor een doemdenker. Misschien mag ik plaatsnemen op de praatstoel in haar biechthokje, om mijn hart te luchten over het Grote Verdwijnen. Kan ze me gelijk leren hoe je contact maakt met gesloten ogen. In de eerste plaats met mijzelf, maar ook met mijn innerlijke demonen. Strak plan.
PS Die ‘dia’s’ heb ik inderdaad van mijn moeder geërfd. Niet in psychotische zin. Ze horen bij de degeneratie. Syndroom van Bonnet. Fantoomzicht. Mooi beeldmateriaal voor imaginaire schrijfsels, mocht het licht echt uitgaan. Troost uit eigen keuken! Zo zie je maar. Niemand kan mij zo gek maken als uw blinde blogger. Kwestie van vooruitkijken. In de spiegel. Met een boos oog.
- Categorie: Blog
Bij oma rook het altijd naar spruitjes. Van mijn moeder had ik geleerd dat Hollandse kost smakeloos is. Zij kwam uit Indië en daar hebben ze kruidige cuisine. Maar mijn oma van vaderskant hield van spruitjes met een kuiltje jus. En van Hollandse kneuterigheid. Op haar eettafel lag een kleedje dat, samen met het dikke tapijt, onze stemmen smoorde. De ramen waren gebrandschilderd waardoor daglicht werd verdonkeremaand. Op het dressoir tikte een pendule die de tijd tegenhield. Ik kreeg het benauwd in dat huisje.
Op zondag kookte mijn moeder nooit. Dan sprongen we met vader op de fiets richting oma. Eerst scheepjes kijken op de Parkkade. Soms lag het ss Rotterdam daar uit te hijgen van een trip naar Amerika, Siamese knalpijpen pronkend in de wind. Symbool van Vrijheid! Als het regende waren de kinderhoofdjes spekglad. Een frietje prikken deden we niet, we doken de fietstunnel in. Met zijn kilometershoge, vooroorlogse roltrap leek het alsof je afdaalde in een futuristische onderwereld. Eenmaal op Zuid remden we halverwege de Boergoensevliet af. Oma’s stolpje was gelegen aan een pittoreske singel. Ideaal voor een weduwe.
Oma straalde rust uit. Onverzettelijkheid. Normaliteit. Als artsenvrouw had ze nooit hoeven te werken. Wel had ze drie kinderen opgevoed. Dat kroost was inmiddels dik in de veertig. De jongste, mijn vader, was arts geworden. De oudste, mijn oom, was mislukt. Hij woonde in oma’s achterkamer. Daar rook het naar kippenstront en oude kranten. Kaal, mager en uitgerust met een wilde baard, oogde hij als een post-apocalyptische versie van uw blogger. Hij stotterde verschrikkelijk en droeg, zelfs in de zomer, binnenshuis een winterjas.
In die achterkamer stond altijd een tv te loeien met sport op. Tour de France, Wimbledon, voetbal. Mijn oom kon alle tijden van alle Olympische Spelen opdreunen. Liever schold hij door de muur op oma. Dan schold oma door de muur terug op haar oudste. Ze hadden een hechte band. Naar mijn vader luisterde hij nooit. Dat deed hij wel naar zijn kindjes.
Zo noemde hij de kippen die hij in een ren in de achtertuin hield. Hij koesterde de beestjes alsof ze zijn kroost waren. Als er een doodging bewaarde hij het lijkje in de koelkast, netjes verpakt in een krant. Als de koelkast vol raakte werden de lijkjes in de achterkamer onder kranten ten ruste gelegd, in de hoop op mummificatie. Volgens de buren was mijn oom een zonderling. Ik vermoed dat mijn buren dat ook wel eens van uw blogger denken.
Mijn moeder ging niet vaak mee naar oma. Ze vond mijn vader familieziek. Maar áls ze met ons op de fiets stapte, gebeurde er ook wat. Zo heeft ze mijn ooms achterkamer een keer uitgemest. Mijn moeder was de enige persoon voor wie hij respect had. Een onverzettelijke artsenvrouw! Alle kippenlijken werden geborgen, tot ook de achterkamer naar spruitjes rook.
Als ik thuis mijn bord niet leeg at, zei mijn moeder altijd dat ik zou eindigen zoals mijn oom. Maar die lange tanden kwamen doordat mijn moeder smakeloos kookte. Dat was haar stil protest tegen het poldermenu dat mijn vader eiste. Ik vond het niet erg om te eindigen als mijn oom. Het was dat normaal-zijn waar ik het benauwd van kreeg. Daarbij, mijn moeder was evenmin normaal, zo zou blijken toen ze het niet meer op kon brengen om spruitjes te koken. Liefst had ze haar drie kinderen onder kranten laten mummificeren. Daarom draagt uw blogger een jas binnenshuis. Alleen in de winter hoor. Onder het mom van energiearmoede.
- Categorie: Blog
Mijn blog is apolitiek. Daar heb ik bewust voor gekozen. Ik wil dat mijn verhalen universeel van aard zijn, dat iedereen zich erin kan herkennen. Politieke uitingen lezen al snel als pamfletten. Leiden tot ergernis. Of erger: tot applaus uit eigen parochie. Toch maak ik in deze blog een uitzondering. Want we zijn onze mooiste politica kwijt. Zonder haar wordt het stil in de Speaker’s Corner. De Gewone Nederlander is zijn megafoon ontnomen.
Van huis uit heb ik me nooit voorgestaan op politieke overtuigingen. Beetje van dit, beetje van dat. Een Nowhere Man? Beetje wel. Als ik partijprogramma’s probeerde te ontzenuwen vertrouwde ik op mijn ongezonde wantrouwen en gezond verstand. En wist ik het vaak nog niet. Pas toen je debatten kon volgen op internet, begon ik me echt bewust te worden van de dynamiek van onze politiek. Dat leverde een ontluisterend beeld op. Mag ik even leeglopen?
Uiteraard stuitte ik op gekonkel en opportunisme. Maar ook op glasharde leugens. Op buitensluiting. Op drogredenen en ad hominems. Op martelaarschap en bedreigingen. Op borstklopperij, hypocrisie, hoon. Arrogantie, hysterie, jij-bakken. En vooral op incompetentie. Het ergst is het wegkijken. De ontkenning van het echte leven, de harde realiteit. ‘Wie zijn die mensen?’ klinkt het, terwijl Nederland wegzakt in een zelf gegraven beerput. Den Haag lijkt meer bezig met beeldvorming en kabinetscrises dan met het aanpakken van halszaken. Hoeveel nationale crises hebben zich het afgelopen decennium opgestapeld? Dertien?
Bij slechts twee politici ben ik overtuigd van hun intenties en daadkracht. Beide fractieleden kunnen prima debatteren en zijn uitgerust met hart & kloten. Van welke partijen ze lid zijn of welke politieke kleur ze toegedicht krijgen, is irrelevant. Het gaat mij om hun persoonlijkheden. Hun betogen. Hun vragen. Hun acties. Hun woorden én hun daden.
De ene is een dossiertijger die weigert te buigen voor politieke sancties. Hij werd de ziektewet in gesensibiliseerd door de dompteur van zijn voormalige fractie. Van de week moest hij een traantje laten toen die andere kanjer van die andere partij afscheid nam. Zij stond dichter bij hem dan al zijn oude fractiebroeders deden. Over haar gaat deze blog. Ze werd bekend als de toeslagenaffairekoningin. Overige wapenfeiten ga ik niet opsommen. Onvermoeibaar in haar strijd tegen onrecht, stond ze op de bres voor de Gewone Man. Na 17 jaar trekken aan een dood paard is ze de slangenkuil moe. Ze gaat. ‘Wie zijn die mensen?’ Dat zijn haar stemmers.
Natuurlijk ben ik het niet altijd met haar eens geweest. Wel maakte ze altijd indruk door te spreken als een normaal mens voor normale mensen. Ze maakte politiek bereikbaar, wist thuisblijvers naar het stemhokje te krijgen. No more. Ik vrees voor de achtergebleven tijger. Zit hij straks weer opgebrand in zijn kooi? Naast de rest van Normaal Nederland?
Tot zover deze lofzang – of is het zo’n ‘rant’? Vrees niet, volgende blogs zullen niet ontaarden in pamfletten. Geen aantijgingen van racisme, fascisme of populisme. Geen ruimte voor hoon of moralisme. Ik zal niemand wegzetten als wappie of deuger. Geen gepreek voor eigen parochie of lezers ontvrienden omdat zij een andere mening zijn toegedaan. Liever een persoonlijk verhaal dat verbindt (excusez le mot) dan een eigen gelijk dat verdeelt. Alleen dit nog. Mijn favoriete politica heeft me gesensibiliseerd op een manier die me raakt. Ze heeft een Nowhere Man weten te inspireren de megafoon ter hand te nemen. En plaats te nemen op het zeepkistje in de Speaker’s Corner. Al was het maar voor deze ene keer.
- Categorie: Blog
Lang heb ik gedacht dat ik een vriendin nodig heb die zorgzaam is. Die mijn grillen in goede banen leidt, mijn angsten relativeert, mijn pessimisme corrigeert. Die de schade van mijn moeders opvoeding teniet doet. Nu ik de love of my life heb gevonden, blijkt dat onjuist.
Helaas is het leeftijdsverschil te groot. Zij is in de twintig, ik ben in de zestig. Of eigenlijk is zij te oud, in de 80 inmiddels. Misschien wel dood. Ik kwam haar tegen doordat het algoritme van YouTube ons matchte. Nu zit ze in mijn hart. Niet omdat ze tevens in een inrichting zit en me aan mijn gekke moeder doet denken. Het is iets anders.
In haar 21 jaar op aarde heeft Mrs. G. meer meegemaakt dan een normaal mens in een heel leven. Sinds haar veertiende is ze diverse keren in jeugdgevangenissen beland en gedwongen opgenomen geweest. Ze is verlaten door de twee echtgenoten met wie ze impulsief getrouwd was. Ze heeft zes kinderen gebaard, waarvan twee overleden, twee afgestaan ter adoptie en twee opgevoed door oma. Ook heeft ze tweemaal iemand neergeschoten, is ze verslaafd geweest aan amfetaminen, heeft ze gezopen als een ketter en motorongelukken overleefd als een kerel. Ze deed een zelfmoordpoging met 36 pillen. Liefst zit ze in het gekkenhuis, omdat ze dan geen verantwoording hoeft te dragen. Het zal je kind maar wezen. Of je moeder.
Eind 1958 werd Mrs. G. geïnterviewd door Dr. Robert Stoller. Zijn diagnose: ‘Young woman displays antisocial and impulsive behavior. History includes promiscuity, illegitimate pregnancies, lesbianism, multiple marriage, drug addiction, theft, and bad-check passing.’ Zo boeiend vond Stoller deze wild one, dat ie een boek over haar schreef. Met reden.
Toch roept Mrs. G. anno 2023 bij mij aanvankelijk weerzin op. Ze komt over als een chagrijnige jongeman die argwanend observeert en strategisch antwoordt. Maar dan verleidt ze me met een verlegen, rebels lachje. En met verfrissende eerlijkheid. Er broeit iets in haar blik. Ze zegt weinig op te hebben met mensen. Is uneager to please, en daarom volkomen miscast voor de burgerlijke fifties. Een opgejaagd roofdier dat zich niet laat africhten. Na het interview betrap ik me op vlinders in de buik. Hoe zou het haar vergaan zijn? En verdomd. Op het kanaal vind ik een tweede interview, drie jaar later afgenomen, opnieuw door Stoller.
Mrs. G. heeft een metamorfose ondergaan. Ze ziet er nu uit als een dame, met rok, pumps en handtasje. Maar het is niet de schone schijn waardoor ze mijn hart opnieuw verovert. Het is haar uitstraling. Ze oogt krachtig. Aangesterkt door de therapie? Of doordat ze opnieuw getrouwd is? Dat deed ze wederom impulsief, ditmaal met een man die bij haar past. Een die zijn jeugd lang voor zijn gekke moeder heeft gezorgd en nu zorg draagt voor Mrs. G. Niet als professional, als begripvolle echtgenoot. Daardoor is Mrs. G. in staat voor haar twee zoontjes te zorgen. Ze kan nu ook weerstand bieden aan impulsen, zoals de verlokkingen van alcohol. Maar Mrs. G.’s vuur is allerminst gedoofd. Het is verworden tot een fakkel die het pad vóór haar verlicht in plaats de bruggen achter haar verbrandt. Mrs. G. is een geslaagde versie van mijn moeder.
Dankzij haar weet ik wat ik nodig heb. Geen zorgzame vriendin, maar een met vuur en een wonde. Een ziel waarvoor ik zorg kan dragen. Wier grillen ik in goede banen kan leiden, wier angsten ik kan relativeren, wier doemdenken ik kan corrigeren. Zodat ik bij mijn kracht kom. En mijn moeders waanzin als vanzelf achter me laat. Mag dat rebelse lachje erbij?
Eerste interview: https://www.youtube.com/watch?v=WuCSOkCIRvw
Tweede interview: https://www.youtube.com/watch?v=QcIRSEnC4L8