Blog
- Categorie: Blog
‘Rein heeft al een boek’ was een gevleugelde uitdrukking bij ons thuis in de jaren zestig. Ik hield niet zo van lezen. Maar was helemaal into strips. We waren geabonneerd op Pep en Robbedoes en verzamelden Europese stripboeken. Onze collectie groeide uit tot honderden klassiekers. Schatten die we koesterden in de kluis van onze kinderkamer.
Deze was gelegen op de eerste verdieping van het herenhuis. Naast de ouderlijke slaapkamer, waarin onze trots pronkte: een monstrueuze Philips zwart-wit televisie met antenne en twee netten die verstoord werden door elektrische sneeuw. De deur tussen deze kamers stond altijd open. Zo kon mijn moeder horen of haar koters ontvoerd werden, terwijl zij uithijgde van het gezinsleven. Ze was als de dood voor indringers, een vrees die werd gevoed door ons krakende en duistere pand. Dankzij haar waakzaamheid konden wij onbezorgd wegdromen.
Ook als we wakker waren. Want strips waren voor ons meer dan vertier. Ze boden escapisme. Dat hadden we hard nodig. Mijn stapelbed was, om indringers te weren, tegen de deur naar de gang geplaatst. De woonkamer beneden was uitsluitend bereikbaar via de slaapkamer van mijn ouders. En die sliepen ieder weekend uit. NIET STOREN GVD! Dus wij lagen met huisarrest op bed. Alle tijd om onze kapot gelezen strips nog wat kapotter te lezen.
Reizen in je hoofd, ik had dat nodig, want durfde noch op een sport noch op de padvinderij. Ik was zo’n joch dat liefst avonturen in zijn hoofd beleefde. Bovenal genoot ik van antiheld Guust, die rebelleerde tegen de banale wereld der volwassenen. Door de strips oneindig vaak te herlezen begon ik ze, onbewust, op de vierkante millimeter te bestuderen. Ik werd een connaisseur, een snob zelfs. Bovendien leerde ik alles over story telling. Want in wezen zijn strips storyboards van niet-verfilmde cinema. Ooit zou ik zelf striptekenaar worden.
Toen ik de tien jaar gepasseerd was kwamen de jaren ’70. We verhuisden naar het moderne pand naast ons spookhuis. Ik kreeg een eigen kamer, op mijn verzoek op dezelfde verdieping als mijn ouders’ kamer, want huiverig voor indringers. Aangezien mijn zussen nu een etage hoger woonden, moesten onze schatten verdeeld worden. Oef! Maar er gebeurde nog iets: strips begonnen hun onschuld te verliezen. Ik werd me bewust van het medium.
Zo ontdekte ik dat de gemiddelde stiptekenaar zo oud was als mijn vader. En die was bijna 50! Verder bleken striphelden Franse namen te hebben. Guust heette Gaston! Ook stuitte ik op undergroundstrips, ‘graphic novels’ over sex, drugs & rock ’n roll. Bah! Mijn jongenswereld was gekaapt door Volwassenen! De Guust-in-mij kwam in de verdrukking. Nu móest ik de puberteit wel in. NIET STOREN GVD! Exit striptekenaar Rein. Ik besloot filmregisseur te worden. Iedere avond hing ik voor de buis om de elektrische sneeuw met de antenne te bezweren. Zo kon ik honderden verfilmde storyboards op de vierkante seconde bestuderen.
Als ik een halve eeuw later plaatjes terugzie van de strips die wij als kind verslonden, werken deze als een tijdmachine. Het effect is bijna even krachtig als een Geur van Toen. WHAM! De kluisdeur van mijn geheugen knalt open! Het escapisme is nog even aanlokkelijk. Dus als ik van mijzelf weer eens huisarrest heb gekregen om een blog te schrijven, of huiverig ben voor een buitenwereld vol indringers, stap ik als verstekeling aan boord van Kuifje’s Vlucht 714. Want reizen doe je toch het mooist tussen de oren van een kind.
PS Uiteraard hadden wij anno 1968 een telefoon op de kinderkamer! (De foto is gemaakt in een hotel te San Remo door mijn moeder Coef. )
- Categorie: Blog
Er was een tijd dat mijn jongere zelf advies kon gebruiken van mijn oudere zelf. Ik worstelde met zó veel dingen in het leven. Inmiddels kom ik op een leeftijd dat ik advies kan gebruiken van mijn jongere zelf. Of wordt de peptalk wederzijds? De bijna-65-jarige Rein heeft de 25-jarige Rein uitgenodigd. Want toentertijd was ik een sociaal dier.
In 1984 woonde ik in een prachtige etage aan de Spiegelnisserkade, compleet met singel voor de deur. Het appartement had ik ingericht met klimplanten aan de wanden, corduroy meubels op de planken en een gevonden bloemetjesgordijn voor de ramen. Armetierig maar gezellig. Populair als ik was, belde ik vrienden op wanneer ik daar behoefte aan had. Geen enkele drempelvrees. Alle feestjes liep ik af. Last but not least: ik had een fijne vriendin.
Zij was mooi en lief en slim – alles wat een vent zich kan wensen. We hebben zelfs even samengewoond. Tot ik ontdekte dat ik niet in de wieg was gelegd voor huisje boompje beestje. Het benauwde me. Ik moest me vrij voelen. Ongebonden. Ik was zo iemand die wilde stralen en ontdekken en veroveren – die heel veel op zijn bek moest gaan in het leven. Iets met My Way. Dat zou me alleen lukken als ik alle ‘ballast’ zou afwerpen. Zelfs de liefde.
Die onrust zou ik met de jaren om weten te zetten in een creatieve drive. En schrijven, dat doe je het beste in je eentje. Je kunt die focus echter misbruiken om je te isoleren. Een ex-vriendin merkte onlangs op dat ik te weinig mijn huis uit kom. Dat mijn wereld te klein is geworden. Wát!? dacht ik. Ik ben toch geen kluizenaar! Ik ga iedere week met vrienden naar de film! Loop de lokale gym plat! Maak lange wandelingen! Sta midden in het leven! Ik bruis! Dus waarom reageerde ik dan zo defensief? En belangrijker: waarom keert de onrust terug?
Omdat ze gelijk heeft. Ik ben al tien jaar niet meer op vakantie geweest, want een hekel aan reizen. Etentjes bij vrienden trek ik steeds minder omdat er steeds vaker over politiek getwist wordt. Van mijn familie ben ik vervreemd. Feestdagen negeer ik. Bezoek vind ik lastig. Liefst ben ik op mezelf. Geen verplichtingen, legio smoesjes. Voor je het weet ben je een zonderling geworden. Kijk maar naar de inrichting van mijn toch prachtige flat, compleet met kanaal voor de deur. Of liever gezegd: naar de afwezigheid van die inrichting.
Iets van 30 jaar geleden ben ik opgehouden met ‘het gezellig maken’. De reden is even evident als pijnlijk. Een woning confronteert me met wat er ontbreekt in mijn leven: leven. Aan mijn wanden geen foto’s van kinderen in de wieg, van de uitreiking van hun diploma, van hun vakanties in Verweggistan, van hún kinderen in het peuterbad. Ook foto’s van mijn ouders ontbreken want ‘moeilijke jeugd’. Foto’s van mijn ex-vriendinnen want ‘uit’. Foto’s van mijn vrienden want ‘verwaterd’. Ik heb niets aan de wand. Helemaal niets. Alsof ik het leven dat ik had moeten leiden gewist heb. Geen wonder dat ik niet graag aan huis ontvang.
Maar als ik straks 65 word, maak ik een uitzondering. Dan komt er een 25-jarige gozer langs. Druk mannetje! Ik mag dat wel, die lust for life. Ik zal hem zeggen dat ik een venster heb gevonden naar een parallel bestaan. Dat ik de hele dag achter mijn monitor zit om die wereld op te bouwen met verhalen en foto’s. Als ode aan alle keren dat ik op mijn bek ben gegaan. Wie weet dat het hem inspireert om het allemaal nét even anders te doen. Iets gezelliger? His Way! En wie weet kan hij me die avond overhalen om mee te gaan naar de kroeg. Zodat ik kan voelen hoe graag ik onder de mensen kom. Want bruisen, dat doen wij als geen ander.
De foto van mijn toenmalige vriendin op de Spiegelnisserkade heb ik in 1984 gemaakt.
- Categorie: Blog
‘Parasocial interaction’ wordt dat wel genoemd, met een therapeutische term. De illusie van de social media-gebruiker dat hij een band heeft met de influencer. Ik kom ermee aanzetten omdat ik veel tijd doorbreng op YouTube. Te veel. Alsof ik weer thuis woon, verslingerd aan tv. Ik praat het goed als ‘ontspanning na het schrijven’, maar doe het ook om gezelschap te simuleren. Zo bekijk ik graag filmanalyses omdat ik in sommige recensenten een jongere zelf herken. Dan heb ik de neiging een complimentje te plaatsen. Tot ik me realiseer dat niemand daarop zit te wachten. Vooral mijn jongere zelf niet. Die wil mijn view. Dat is zijn brood.
Eén influencer die ik dat brood gun is Nerdrotic, een filmcriticus die met name superhero-films recenseert. Op zich heb ik weinig op met dergelijke Amerikaanse mythologie. Waar het mij om gaat is Nerdrotics toon: hij is geestig, scherp, onbevreesd. Zoals mijn jongere zelf was. Terwijl er toch sprake is van een flinke cultuurkloof: op plankjes achter hem prijken ‘action figures’. De man is 50 jaar oud! Is hij soms zo’n ‘incel’, een overjarige reactionaire trol die in de kelder van zijn moeder het internet bestookt? Welnee. Deze ex-bajesklant en voormalig comic bookstore uitbater is nu braaf getrouwd, om vanuit eigen kelder een miljoen subscribers te entertainen. A self made man, onbevreesd voor de dunk van de goegemeente.
Dat laatste is hard nodig, want hij veegt op hilarische wijze de vloer aan met Hollywood. De studio’s doen namelijk aan veranderingsmanagement om – in weerwil van de fans – hun blockbusters een progressief imago te geven. Ze werven personeel conform D(iversity) E(quity) I(nclusion)-richtlijnen, waarbij geselecteerd wordt op seksuele en ‘gender’ identiteit, etniciteit en handicap. Een geëngageerde mindset is een vereiste, ervaring is dat niet. Heeft Hollywood een hart gekregen? Welnee. Het is window dressing. Achter de schermen regeert de angst: kritische veteranen worden ontslagen en op de zwarte lijst gezet. Gevolg van de corporate facelift is een drainage van talent. De blockbusters worden tenenkrommend, de zalen blijven leeg, de aandelen kelderen. Diversiteiters worden gedumpt. Tot zelfreflectie zijn de studio’s niet in staat, de rot zit in de top. Zij wijten hun falen reflexmatig aan ‘toxic’ fans.
Waarmee ze op Nerdrotic & Co doelen. Regelmatig nodigt hij collega’s uit om via webcams aan te schuiven voor commentaar op de ontwikkelingen. Stand-ups, journalisten, analisten en andere pro’s uit de entertainment. Een zooitje ongeregeld. Natuurlijke diversiteit! Ook op hun plankjes prijken action figures. Belangrijker is dat ze humor delen, het geheime wapen tegen cancelling. Ze houden het machtige Hollywood een lachspiegel voor. Toxic? Welnee. Een feest van het vrije woord. Graag zou ik aanschuiven op YouTube, als ik van hun generatie was én Amerikaan. Maar ik ben een oude gluurder uit Holland. De verwantschap is one way.
Waarom niet zélf influencen, denk ik dan. Zo vergezocht is dat niet. Er schuilt een didactisch entertainer in mij. Ooit heb ik jarenlang films gerecenseerd voor print, radio en tv. Dat was eenrichtingsverkeer. Nu zou ik een YouTube-studiootje opzetten. Met een poster van Psycho in plaats van action figures. Om Hollywoods zelfdestructie te analyseren, in het Engels, met Paul Verhoeven-accent, voor een miljoen discipelen, wier reacties ik stuk voor stuk... Ach welnee. Dat zou ik allemaal helemaal niet doen. Geen zin meer om andermans werk te beoordelen, om mijn jongere, sardonische zelf te spelen. Zelfs bij deze blog voel ik me een incel, een overjarige trol die in de kelder van zijn overleden moeder afwacht tot zij hem een lel geeft. Liever zet ik YouTube uit. Een muziekje op. Om een verhaal te schrijven over eigen falen, voor een handjevol volgers. Parasocial interaction: de illusie van de auteur dat zijn lezers hem gezelschap houden.
- Categorie: Blog
Eigenlijk is deze foto clickbait, want manipulatief van aard. Mijn vriendin links en de overige tafelgasten heb ik weggeknipt. Daardoor lijkt mijn persoon dramatischer. Toch vind ik het nieuwe kader kunnen, omdat het perfect verbeeldt hoe vervreemd ik me voelde van mijn omgeving. De foto is gemaakt tijdens de bruiloft van mijn vaders tweede huwelijk, in 1985 of zo. Een gozer van 26 was ik toen. Of, zoals mijn vader me noemde: een ventje.
Gevolg van ouders die scheiden is dat je niet alleen van hun ruzies verlost bent, maar hen ook leert kennen als de mensen die zij eigenlijk zijn: wezens met wensen en gebreken die vaak vloeken met het gezinsideaal. Mijn vader vroeg de scheiding aan toen mijn moeder voor de zoveelste keer een zelfmoordpoging had ondernomen. Hij was haar schizofrene kuren zat. Daarbij, de romantiek tussen hen was inmiddels echt wel verdampt. Mijn vader hunkerde naar gezelligheid, mijn moeder naar therapeutische aandacht. Na 25 jaar aanpassing was het huwelijk op. Ze wilden zichzelf opnieuw uitvinden.
Het ouderlijk huis werd verkocht. Mijn vader betrok een knus pandje dat hij vol antiek stouwde. Hij kon nu ook weer omgaan met vrienden die mijn moeder 25 jaar lang geweerd had. Bovendien had hij door een baan bij het GAK een hele sloot nieuwe kennissen gemaakt, want hij was populair onder collega artsen. Een van hen zou zijn nieuwe bruid worden, compleet met Lous Haasdijkbril en parelketting. Zo anders dan zijn onaangepaste ex!
Tegen deze Tweede Vrouw ben ik altijd aardig geweest. Ze leek me goed voor mijn vader. Bovendien kon ik me indenken dat het pittig moest zijn, om mét een nieuwe echtgenoot gelijk drie kinderen op je pad te krijgen. Om maar niet te spreken van een krankzinnige ex die jouw man regelmatig telefonisch lastigvalt. Natuurlijk, wij kinderen waren het huis uit, dus van opvoeden was geen sprake. Een nieuwe moeder had ik ook nooit geaccepteerd; de mijne was misschien defect, maar wel de mijne. Door de scheiding transformeerde mijn vader in een andersoortige man, iemand die hij vermoedelijk altijd al geweest was maar vanwege mijn mensvijandige moeder onderdrukt had: een old boy die van borrelen houdt.
Op de bruiloft barstte het van de mensen die van borrelen houden. Overal stropdassen, bitterballen, parelkettingen, sherry, blazers, Kralingse klanken, filtersigaretten, Van Bommels. En ik, in opgelapte spijkerbroek, afgetrapte laarzen en Waterloopleincolbertje plus pakje shag in de borstzak. Dat tweedehandse hoorde bij mij – geen opsmuk! Zo moeder, zo zoon. Wat mij ook duidelijk werd was dat ik een heel andere gozer was geworden als mijn moeders eerste zelfmoordpoging geslaagd was. Dan had mijn vaders dominantie wellicht een kérel van me gemaakt. Zo een die lekker teut was geworden van de sherry, die Dunhills had geplukt uit zijn marineblauwe blazer om die uit te delen aan even teute dames, waarmee hij met een bekakt accent grapjes had gemaakt over zijn tegensputterende gouden aansteker. Een jonge old boy!
Rest de vraag wat mijn vader van mijn sjofele verschijning heeft gevonden die avond. ‘Kan dat joch geen broek aantrekken zonder lapjes!’ zag ik hem denken. Nee, dat zag ik hem helemaal niet denken. Dat schrijf ik om mijn persoon dramatischer te doen lijken dan dat ik mij gevoeld heb. Ik denk dat ie trots op me was, om dezelfde reden als waarom ie ooit voor mijn moeder was gevallen: omdat ik mezelf bleef. Een moeilijk jong, zeker, maar geen gozer die hij had willen inruilen voor een kérel. Ik was zijn ventje. Toen meer dan ooit.